Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2402/GA, 16 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2402/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

gericht tegen een uitspraak van 18 juni 2013 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 november 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw,
mr. C.C. Peterse, en [...], juridisch medewerker van de p.i. Almere.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 18 september 2012 tot oplegging van een aantal toezichtmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), met het profiel ‘hoog’.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie, omdat daarin het standpunt van de directeur niet juist is
weergegeven. Als gevolg van deze onjuiste weergave, heeft de beklagcommissie ten onrechte geconcludeerd dat de bestreden beslissing niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Klager is voorafgaande aan de beslissing door de directeur gehoord. Daarnaast
heeft
een belangenafweging plaatsgevonden. In het GVM-overleg – en niet in het MDO, zoals in de uitspraak van de beklagcommissie staat – is besproken en afgewogen of het opleggen van de toezichtmaatregelen noodzakelijk is. De beslissing is aldus wel degelijk
zorgvuldig tot stand gekomen. Het enige wat ontbreekt, is schriftelijke verslaglegging waaruit blijkt dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden. Dit was destijds ook niet gebruikelijk. Inmiddels is de procedure aangepast en wordt alles schriftelijk
vastgelegd.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Om te kunnen toetsen of de beslissing tot oplegging van de maatregelen juist tot stand is gekomen is het nodig dat de onderbouwing van die beslissing
schriftelijk wordt vastgelegd. De directeur heeft geen schriftelijke verslagen overgelegd waaruit blijkt dat het noodzakelijk was om aan klager de bestreden maatregelen op te leggen. Ook ontbreken stukken waaruit blijkt dat klager is gehoord. Klager
heeft derhalve niet kunnen toetsen en de beroepscommissie kan ook nu niet toetsen of de beslissing redelijk en billijk is geweest. Als gevolg van deze maatregelen is klagers detentie aanzienlijk verzwaard. Verzocht wordt het beroep van de directeur
ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling
De directeur kan – indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting – aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen. Alvorens hiertoe te beslissen dient de directeur
een eigen belangenafweging omtrent de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken. Gelet op het ingrijpende karakter van de toezichtmaatregelen moet die belangenafweging voor de gedetineerde inzichtelijk zijn en worden onderbouwd met schriftelijke
verslaglegging. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst volstaat niet.

De beroepscommissie constateert dat verslaglegging van het besluitvormingsproces ontbreekt. Tevens ontbreekt een verslag waaruit blijkt dat klager voorafgaande aan het opleggen van de bestreden maatregelen door de directeur is gehoord. Voorts ontbreken
maandrapportages waaruit blijkt dat maandelijks is getoetst of het noodzakelijk was de opgelegde maatregelen te laten voortduren. Aldus heeft de directeur niet voldaan aan de eisen die ter waarborging van een zorgvuldige en begrijpelijke
besluitvormingsprocedure aan het opleggen van toezichtmaatregelen worden gesteld. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 16 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven