Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3786/GB, 15 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3786/GB

Betreft: [klager] datum: 15 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.P.J. van der Meij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 november 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 juli 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere. Op 26 november 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is zich bewust van de ernst van zijn delict waarvoor hij thans in detentie verblijft en dat prudent moet worden omgegaan met de belangen van de nabestaanden van het slachtoffer. Klager voelt echter ook de belangen die spelen ten aanzien van zijn
eigen familie en zijn rol als vader die hij behoort in te nemen binnen zijn gezin. Regimaire verloven zijn, gelet op de beperktheid van het samenzijn, een emotionele aangelegenheid voor het hele gezin. Klager is een verantwoordelijk persoon geworden in
de jaren die volgden op het door hem begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft. Klager heeft zich ook naar de nabestaanden van het slachtoffer verantwoordelijk opgesteld door een uitgebreide en openhartige verklaring af te leggen
over het door hem begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft en de hand in eigen boezem te steken. Zijn openhartige houding dient meegewogen te worden bij de beoordeling van klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. Sinds klager
zijn huidige partner heeft ontmoet is klager niet meer in aanraking geweest met politie en justitie. Er wordt voorbij gegaan aan klagers persoonlijke situatie en aan klagers persoonlijke groei van de afgelopen 18 jaar. Klager heeft het strafbare feit
waarvoor hij thans in detentie verblijft in 1995 gepleegd. Door het afwijzen van zijn plaatsing in een b.b.i. krijgt het gehele gezin de rekening van het door klager begane strafbare feit gepresenteerd terwijl zij niet gekozen hebben voor het strafbare
feit waarvoor klager thans in detentie verblijft en de daarbij behorende consequenties.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is in april 2013 in eerste aanleg veroordeeld en het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. is eind augustus 2013 ingediend. De tussenliggende periode is te kort om klager voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking te laten komen. De kans op
maatschappelijke onrust is aanwezig en het leed bij de nabestaanden van het slachtoffer zal toenemen zodra bekend wordt dat aan klager regimaire vrijheden worden toegekend. Zinloos geweld is een veel besproken onderwerp in de maatschappij en wordt
beschouwd als een laakbare handelwijze. Bovendien brengt het angst onder de Nederlandse bevolking teweeg. De vergeldingsbehoefte is door het tijdsverloop niet verminderd. Aan klagers persoonlijke situatie dient momenteel minder prioriteit gegeven te
worden. Beperkingen zijn inherent aan een detentiesituatie.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies van de p.i. Almere van 26 augustus 2013 blijkt dat door het Openbaar Ministerie (OM) negatief is geadviseerd op klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. vanwege de kans op ongewenste confrontatie met slachtoffers en de
ernst van het door klager begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft. Door de politie en de directeur van de p.i. Almere is daarentegen positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klager beschikt over een goedgekeurd
verlofadres en gedraagt zich goed in de inrichting. Uit het reclasseringsadvies van 30 mei 2013 blijkt dat klagers recidiverisico laag wordt ingeschat. Gelet op het voorgaande is onvoldoende gemotiveerd waarom het negatieve advies van het OM en de kans
op maatschappelijke onrust dienen te prevaleren boven de positieve adviezen van de reclassering, de directeur van de p.i. Almere en de politie. Voorts is van belang dat de selectiefunctionaris uitdrukkelijk heeft gesteld dat hij op zich niet tegen
detentiefasering van klager is, maar dit nu te vroeg vindt. De selectiefunctionaris heeft daarbij ten onrechte geen enkele indicatie gegeven wanneer klager in zijn visie wel in aanmerking zou kunnen komen voor detentiefasering. Derhalve dient de
bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 15 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven