Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3083/GA, 13 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3083/GA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 september 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2013, gehouden in de p.i. Leeuwarden, zijn gehoord klager en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beschuldiging door de directeur dat klager een medewerker heeft bedreigd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd. Hij heeft niemand bedreigd. De begeleider noemde het gebeuren in de p.i. Hoogeveen als eerste, klager heeft daar niet mee gedreigd. Klager heeft de voorgaande
zeven maanden geen enkel rapport gekregen. Klager toont foto’s van zijn verwondingen als gevolg van een ander incident in de inrichting. Hij geeft aan dat hij afziet van het doen van aangifte. Wel gaat hij de inrichting aansprakelijk stellen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft in het bewuste gesprek geen fysiek geweld gebruikt, maar heeft wel dreigementen jegens de begeleider geuit. De begeleider heeft na dit
incident met klager eerst met een aantal collega’s gesproken om tot rust te komen en heeft daarna een rapport opgemaakt over het voorval.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht een tweetal getuigen te horen. De beroepscommissie dient op grond van de feiten en omstandigheden van onderhavige zaak te beoordelen of er aanleiding bestaat de door klager genoemde getuigen te horen. De beroepscommissie acht zich
door de inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Zij wijst het verzoek derhalve af.

De beroepscommissie stelt vast dat klager reeds eerder over dit onderwerp een beklagschrift, gevolgd door een beroepschrift, heeft ingediend. Zij verwijst hierbij naar de zaak 13/2633/GA waarin op 3 december 2013 uitspraak is gedaan. Hoewel in het
algemeen gezegd kan worden dat een herhaald beklag ontvankelijk is in het geval aan een eerdere gegrondverklaring van een beklag over hetzelfde onderwerp geen uitvoering wordt gegeven, is dat in dit geval niet aan de orde. Immers, klagers beroep in
zaak
13/2633/GA is ongegrond verklaard. Nu in voornoemde uitspraak aandacht is besteed aan alle van belang zijnde aspecten en in onderhavige zaak geen nieuwe of andere argumenten naar voren zijn gebracht, zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk
verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 13 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven