nummer: 13/2732/GA
betreft: [klager] datum: 9 januari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.M. Verstrepen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voornoemd Detentiecentrum gehoord.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, en op behoorlijke wijze was opgeroepen, heeft aangegeven niet ter zitting te kunnen verschijnen.
Klagers opvolgende raadsman, mr. Y. Özdemir, heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen met observatie door middel van cameratoezicht wegens zijn zorgwekkende gemoedstoestand; het niet horen van klager voorafgaande aan de
oplegging van de maatregel; en het niet inlichten van klagers raadsman ten tijde van de oplegging van de maatregel.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in het aanvullende beroepschrift het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is in vreemdelingenbewaring gesteld. Hij heeft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met
observatie door middel van cameratoezicht opgelegd gekregen als gevolg van een communicatiefout.
Niet valt in te zien waarom de opgelegde maatregel noodzakelijk was.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uitlatingen zoals door klager gedaan en hierin bestaande dat hij vroeg om medicijnen om een einde aan zijn leven te maken, dan wel bij gebrek daaraan een andere methode te zullen vinden om zich te suicideren, worden zeer serieus genomen. Conform beleid
is klager in afzondering geplaatst en vervolgens door een gedragsdeskundige gezien. Klager is in tegenstelling tot wat er in de beschikking staat wel gehoord en wel via skype (het viel namelijk in het weekend) voorafgaand aan de oplegging van de
maatregel. Klager is de Engelse taal voldoende machtig. Op zondag is klager gezien door een gedragsdeskundige. Nadat was vastgesteld dat er geen sprake was van suïcidegevaar is de maatregel direct opgeheven. Tegenover de beklagrechter is hij gehoord
met
behulp van een tolk.
3. De beoordeling
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende komen vast te staan, zoals ook al door de beklagrechter is overwogen, dat klager voorafgaand aan de oplegging van de maatregel is gehoord. Niet is gebleken dat niet voldaan zou zijn aan
enig overig vereiste. Daaronder valt in elk geval niet dat de raadsman onverwijld op de hoogte moet worden gesteld van het voornemen tot het nemen van een maatregel. Daarbij komt dat de maatregel niet langer heeft geduurd dan strikt noodzakelijk was.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 januari 2014.
secretaris voorzitter