Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3355/GA, 9 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3355/GA

betreft: [klager] datum: 9 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 oktober 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman en de directeur van de p.i. Nieuwegein zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2013, gehouden in de p.i. Lelystad, te worden gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op
behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman van klager heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. De directeur van de p.i. Nieuwegein was wegens ziekte verhinderd ter zitting te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel wegens klagers weigering mee te werken aan zijn plaatsing op een meerpersoonscel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is na twee dagen verblijf in eenzame opsluiting tot inkeer gekomen. Er is te zware druk op hem uitgeoefend. Immers, de beklagrechter heeft de
disciplinaire straf als onredelijk en onbillijk beoordeeld. Klager meent dat zijn klacht op dit onderdeel gegrond had moeten worden verklaard. Het kan niet de bedoeling zijn dat een plaatsing voor een periode van 14 dagen impliciet alsnog wordt
goedgekeurd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien de gedetineerde betrokken is bij
feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Vast staat dat klager heeft geweigerd medewerking te verlenen aan zijn plaatsing op een meerpersoonscel. Wat men ook kan vinden van de duur van de aan klager opgelegde disciplinaire straf, de beslissing van de directeur kan bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klager heeft verwijtbaar gehandeld door een opdracht van het personeel niet uit te voeren. De omstandigheid dat klager na tweeënhalve dag verblijf in een strafcel alsnog
medewerking heeft verleend aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel, doet aan de verwijtbaarheid niets af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven