Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3585/GA, 9 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3585/GA

betreft: [klager] datum: 9 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 oktober 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de p.i. Nieuwegein zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2013, gehouden in de p.i. Lelystad, te worden gehoord. Klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de p.i. Nieuwegein
hebben schriftelijk en telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens het zonder toestemming van de directeur onderhouden van contacten met journalisten van De Telegraaf.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wist niet dat hij voor het voeren van een gesprek met een journalist toestemming diende aan te vragen van de directeur. In de huisregels staat
slechts dat een gedetineerde toestemming kan krijgen voor het voeren van een gesprek met een journalist. Andere gedetineerden in de p.i. Nieuwegein kunnen met journalisten communiceren zonder expliciete toestemming van de directeur. Klager verwijst
naar
medegedetineerde B. die vaak zonder toestemming gesprekken met journalisten in de bezoekzaal heeft gevoerd. Het personeel was er van op de hoogte dat het om journalisten ging. B. vroeg alleen toestemming als journalisten de gesprekken met hem wilden
opnemen. Klager vraagt zich af of de directeur hem, gezien zijn recht op vrijheid van meningsuiting, de toestemming had kunnen weigeren. Het opleggen van een disciplinaire straf is derhalve onredelijk en onbillijk. Subsidiair stelt klager dat de hoogte
van de disciplinaire straf disproportioneel is. Klager heeft geen onwaarheden verteld aan de journalisten en heeft op generlei wijze bijgedragen aan de gevoelens van onrust of onveiligheid in de inrichting. Voordat klager met de journalisten sprak was
er publiciteit geweest over het incident met dodelijke afloop. Het artikel in De Telegraaf bevatte in dat opzicht nauwelijks nieuws. Ook na het betreffende artikel zijn er nog publicaties geweest, waarbij klager op geen enkele wijze betrokken is
geweest. Voor zover de artikelen in de media tot onrust in de inrichting hebben geleid, is die onrust niet toe te schrijven aan klager. In het artikel in De Telegraaf van 15 augustus 2013 is nauwelijks informatie verwerkt, die van klager afkomstig is.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de beklagrechter. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager op de hoogte moet zijn geweest van de regeling dat
voor het voeren van een gesprek met journalisten de toestemming van de directeur benodigd is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven