Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3093/GA, 8 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3093/GA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 12 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2013, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Ter Apel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van een geldboete van € 15,= te vervangen door opsluiting in de eigen cel voor de duur van drie dagen indien de boete niet wordt voldaan.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft de opdracht gekregen van de medische dienst namens de directeur om op transport naar het ziekenhuis te gaan. Klager was op de hoogte
van de consequenties van het zonder gegronde reden niet nakomen van het ziekenhuistransport. Hij heeft op 11 maart 2013 het contract ziekenhuistransport ondertekend. De consequenties van het niet nakomen van de ziekenhuisafspraak zijn hierin duidelijk
omschreven. Op 26 maart 2013 was er een afspraak gepland in het ziekenhuis. Klager heeft geweigerd om naar het ziekenhuis te gaan en heeft als reden opgegeven dat hij in afwachting was van de uitspraak in zijn strafzaak. Klager heeft op 19 maart 2013
zijn strafeis te horen gekregen. Op 2 april 2013 volgde de uitspraak. Dat klager in afwachting is van zijn uitspraak is geen gegronde reden om het transport te weigeren. Voordat klager een rapport is aangezegd, heeft er eerst nog een gesprek
plaatsgevonden met de medische dienst. De medische dienst heeft klager geschikt bevonden voor transport. Daarna is klager een rapport aangezegd omdat hij bleef weigeren. Hierbij heeft hij wel degelijk de opdracht gekregen om op transport te gaan. Het
personeel heeft goed gehandeld. De opgelegde sanctie is redelijk en billijk. Ook buiten het gevangeniswezen geldt dat een ziekenhuisafspraak tijdig moet worden geannuleerd omdat er anders kosten in rekening worden gebracht.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was gespannen door de drie jaar die in zijn strafzaak tegen hem was geëist. Klager wilde de uitspraak afwachten. Hij voelde zich niet goed genoeg
om naar het ziekenhuis te worden vervoerd. Klager vreesde dat bij een slecht bericht in het ziekenhuis hij door het lint zou gaan. Het werd hem psychisch te veel.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder e, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van een geldboete tot een bedrag van ten hoogste tweemaal het in de inrichting of afdeling geldende
weekloon, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van het tweede lid van artikel 51 van de Pbw
bepaalt de directeur bij de oplegging van een geldboete tevens door welke andere straf deze zal worden vervangen, ingeval de boete niet binnen de daartoe door hem gestelde termijn is betaald.
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde voor voornoemde feiten niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Blijkens de memorie van toelichting bij de Pbw duidt het begrip ‘verantwoordelijk’
op
de strafrechtelijke noties van verwijtbaarheid (opzet en schuld) en toerekeningsvatbaarheid (Kamerstukken II 1994-1995, 24 263, nr. 3, p. 68).

De beroepscommissie gaat uit van de volgende vaststaande feiten:
* Op 11 maart 2013 heeft klager een verklaring ondertekend (contract ziekenhuistransport) waarin klager wordt medegedeeld dat hij binnenkort een oproep krijgt voor een ziekenhuisafspraak. In de verklaring staat verder dat bij het niet nakomen van de
ziekenhuisafspraak (zonder gegronde reden) een schriftelijk verslag zal worden opgemaakt en dat de directie een geldboete van maximaal € 22,50 kan opleggen of een aantal dagen cellulaire afzondering.
* Op 26 maart 2013 stond een afspraak in het ziekenhuis gepland, doch klager heeft geweigerd naar het ziekenhuis te gaan.
* Alvorens klager een verslag is aangezegd, is contact opgenomen met de medische dienst die klager geschikt bevond voor transport.
* Klager wilde niet op transport vanwege de spanning die hij ervoer als gevolg van de strafeis. Hij wilde de uitspraak in de strafzaak afwachten. Het werd hem psychisch te veel.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager verwijtbaar heeft gehandeld door het transport naar het ziekenhuis te weigeren. Een beroep van klager op zijn gemoedstoestand slaagt niet, nu de medische dienst voor de oplegging van de disciplinaire straf
klager geschikt heeft bevonden voor transport. Tegen deze achtergrond is goed voor te stellen dat de directeur aan klager een disciplinaire straf oplegt. Omtrent de hoogte van de geldboete van € 15,= merkt de beroepscommissie echter het volgende op.
Ter
zitting van de beroepscommissie is het beeld ontstaan van een klager die van goede wil is. Hij heeft niet rauwelijks besloten af te zien van transport, doch gewezen op de spanningen die hij heeft ervaren vanwege zijn persoonlijke situatie en de
strafzaak waarin hij nog verwikkeld was. Gelet hierop is de hoogte van de geldboete disproportioneel. De oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete had meer voor de hand gelegen. Mitsdien zal de beroepscommissie het beroep van de directeur
ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 8 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven