Nummer: 13/3870/GB
Betreft: [klager] datum: 2 januari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.A. Groenendijk, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 november 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is door het gerechtshof Leeuwarden afgestraft en door het gerechtshof is hierbij rekening gehouden met de ernst van het door klager begane strafbare feit. Klager scoort op alle punten positief in de inrichting en zijn verlofadres is akkoord
bevonden. Het Openbaar Ministerie (OM) wijst klagers detentiefasering af vanwege de ernst van het door klager begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft. Klager wordt nu nogmaals gestraft door de politie en het OM.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Gelet op de ernst van het door klager begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft, de duur van de opgelegde straf en het feit dat er geen inschatting van het recidiverisico kan worden gemaakt omdat klager zich beroept op zijn
zwijgrecht, heeft het OM bezwaar tegen het verlenen van verloven en tegen plaatsing in een b.b.i, een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) of deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Wanneer aan klager verlof zou worden verleend bestaat
het risico op maatschappelijke onrust. Uit het re-integratieplan van 5 augustus 2013 blijkt dat klagers recidiverisico hoog/gemiddeld wordt ingeschat. Door de directeur van de gevangenis van de p.i. Nieuwegein is negatief geadviseerd ten aanzien van
klagers verzoek omdat klager nog geen interventies heeft gevolgd en gelet op de externe adviezen en de ernst van het door klager begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft. Detentiefasering wordt op dit moment nog te vroeg geacht.
In
de zaak met het kenmerk 13/2594/GB, waarin de beroepscommissie op 23 september 2013 uitspraak heeft gedaan, is klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een gestapeld traject (plaatsing in een z.b.b.i en aansluitend deelname
aan een p.p.) ongegrond verklaard. Op grond van deze ongegrondverklaring kan klager niet verwachten dat slechts zeven weken later, zonder wezenlijke verandering van zijn detentiesituatie, een verzoek tot plaatsing in een b.b.i. gehonoreerd wordt.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit het selectieadvies van de p.i. Nieuwegein van 14 november 2013 blijkt dat de politie en het OM hebben onderbouwd waarom zij bezwaar hebben tegen het verlenen van verlof aan klager. Regimaire verloven maken nu juist onderdeel uit van het
verblijf in een b.b.i. Bovendien blijkt uit het selectieadvies dat de reclassering het risico op onttrekking aan de voorwaarden niet heeft kunnen inschatten onder andere doordat klager zich ten aanzien van het delict op zijn zwijgrecht beroept. Hij
heeft zich in het verleden niet aan gestelde voorwaarden gehouden. Het recidiverisico van klager wordt hoog/gemiddeld ingeschat. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 2 januari 2014
secretaris voorzitter