Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0323/GB, 11 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/323/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.C.Zuurbier, namens

[...], geboren [...]1949, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 januari 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager hericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 21 september 1998 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring te Grave, waar hij als passant ter herselectie was geplaatst, is hij op 15 mei 2000 geplaatst in de gevangenis te Zutphen, waar een regime vanalgehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat zeven gevangenisstraffen. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 3 november 1998. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 mei 2003.

3. Ontvankelijkheid
Artikel 72, eerste lid, PBW stelt beroep open tegen de afwijzing van een verzoek tot overplaatsing als bedoeld in artikel 18 PBW. De beroepscommissie kent als vaste lijn in de jurisprudentie dat slechts sprake is van een verzoek alshier bedoeld als de gedetineerde en/of diens raadsman zich rechtstreeks tot de selectiefunctionaris wendt met een verzoek tot overplaatsing. Een in het selectieadvies van de inrichting omschreven verzoek van de gedetineerde kan nietals zodanig gelden.
De wet stelt geen bezwaar en beroep open tegen een beslissing tot niet-plaatsing van een gedetineerde in een bepaalde inrichting, als deze beslissing niet genomen is op een verzoek als bedoeld in artikel 18 PBW.
De afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris op een in het selectieadvies van de inrichting omschreven verzoek van een gedetineerde tot overplaatsing is, nu de wet hiertegen geen bezwaar en beroep openstelt, een niet voorbezwaar en beroep vatbare beslissing. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn bezwaar.
Het staat klager overigens vrij om thans zelf een verzoek tot overplaatsing aan de selectiefunctionaris te richten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 11 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven