Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2648/JA, 30 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2648/JA

betreft: [klager] datum: 30 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

De directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2013 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i. gegeven op een klacht van [...], geboren op [1996], (hierna klager), voor zover in beroep van belang,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2013, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord de directeur [...] en de juridisch medewerker [...].

Klagers raadsvrouw mr. A.C.H. Walkate heeft schriftelijk meegedeeld dat zij noch klager ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van het aan klager verleende incidentele verlof om de crematie van klagers opa bij te wonen op 14 januari 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep is enkel ingesteld tegen het ontvangen van klager in het beklag en ziet niet op de inhoudelijke kant van het beklag.
De vraag is of een klager na zijn ontslag uit de j.j.i. nog kan worden aangemerkt als jeugdige in de zin van artikel 1, aanhef en onder g, Bjj en aan hem een klachtrecht toekomt op grond van artikel 65, eerste lid, Bjj. Verwezen wordt naar de
uitspraken
van de beroepscommissie nummers 12/3380/JA d.d. 14 januari 2013 en 13/1196/JA d.d. 25 juni 2013. De uitspraak van de beklagcommissie wijkt af van deze jurisprudentie.
De beklagcommissie heeft geoordeeld dat het moment, waarop de bestreden beslissing wordt genomen, bepalend is voor wat betreft klagers ontvankelijkheid in het beklag, waarbij ervan uit wordt gegaan dat klager op die datum nog in de j.j.i. verbleef en
als jeugdige in de zin van artikel 65, eerste lid, Bjj juncto artikel 1, aanhef en onder g, Bjj kon worden aangemerkt. Dit is niet juist. Het klachtrecht is vervallen met klagers vertrek uit de inrichting.
Erkend wordt dat bij het nemen van beslissing een grotere zorgvuldigheid betracht had moeten worden. Ook het toekennen van een tegemoetkoming is terecht. De directeur heeft de jongere bezocht in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg en heeft hem
excuses aangeboden. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming is ondanks het instellen van beroep aan klager uitbetaald.

Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. De jurisprudentie, waarnaar verwezen wordt, betreft een klacht die drie maanden nadien is ingediend en wijkt af van de onderhavige zaak.
De zeer restrictieve uitleg van de directeur zou niet alleen een veel slechtere rechtspositie betekenen voor een minderjarige, maar zou in theorie ook een vrijbrief betekenen voor de directeur om kort voor de invrijheidstelling ongestraft voor een
gedetineerde belastende beslissingen te nemen. De vraag is of de wetgever dit voor ogen heeft gehad. De wet stelt niet expliciet dat het klachtrecht vervalt zodra de jeugdige zich niet meer in een j.j.i. bevindt, hetgeen niet ten nadele van klager mag
strekken. Een en ander klemt te meer, nu het om een beslissing gaat die diep heeft ingegrepen in de persoonlijke levenssfeer van klager.

3. De beoordeling
Uit artikel 65, eerste lid, Bjj volgt dat een jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Artikel 1, aanhef onder g, Bjj bepaalt dat onder jeugdige wordt verstaan een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt in een inrichting.

Artikel 1, aanhef en onder b, geeft aan dat onder inrichting een justitiële jeugdinrichting wordt verstaan. als bedoeld in artikel 3a Bjj.

Klager verbleef in de j.j.i. Teylingereind en is op 13 juni 2013 incidenteel verlof verleend om de crematie van zijn opa op 14 juni 2013 bij te wonen. Kort voor de crematie is het verlof ingetrokken. Op 19 juni 2013 heeft klager de j.j.i. verlaten en
is
hij in het kader van een ondertoezichtstelling in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg geplaatst. Klager heeft op 20 juni 2013, toen hij niet meer in de j.j.i. verbleef, beklag ingediend.

In de uitspraken nummers 12/3380/JA d.d. 14 januari 2013 en 13/1196/JA d.d. 25 juni 2013 heeft de beroepscommissie bepaald dat een jeugdige die niet meer in een j.j.i. verblijft niet kan worden aangemerkt als jeugdige in de zin van artikel 1, aanhef en
onder g, Bjj en niet kan worden ontvangen in het beklag

De beklagcommissie heeft in haar beslissing geoordeeld dat het moment, waarop de beslissing is genomen, bepalend is voor wat betreft klagers ontvankelijkheid in het beklag, waarbij de beklagcommissie ervan is gegaan dat klager op die datum nog in de
j.j.i. verbleef en als jeugdige in de zin van artikel 65, eerste lid, Bjj juncto artikel 1, aanhef en onder g, Bjj kon worden aangemerkt.

De beroepscommissie stelt vast dat een dergelijke ruime interpretatie van het begrip jeugdige niet kan worden opgemaakt uit de wet of de Memorie van toelichting noch wordt onderschreven door jurisprudentie.

Klager heeft beklag ingediend op een moment dat hij naar het oordeel van de beroepscommissie niet meer als jeugdige in de zin van artikel 65, eerste lid, Bjj juncto artikel 1, aanhef en onder g, Bjj kon worden aangemerkt en kan daarom niet worden
ontvangen in het beklag.

De beroepscommissie zal derhalve het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. Th.A.H. Doreleijers en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven