Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2920/GA, 24 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2920/GA

betreft: [klager] datum: 24 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 20913, gehouden in de penitentiaire inrichting Leeuwarden, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voornoemde locatie. Tevens was ter zitting aanwezig de heer [...], stagiair in
voornoemde locatie.
De advocaat van klager heeft schriftelijk laten weten dat hij noch klager ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het volgen van een volledige studie en de afwijzing van klagers verzoek tot vrijstelling van deelname aan de arbeid in verband met het volgen van een studie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is ten onrechte niet genomen door de directeur. Daarnaast is de beslissing niet gemotiveerd en geeft deze geen blijk van een
gemaakte belangenafweging.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is in overleg met klager een TR-plan opgesteld. Daarin is vermeld dat klager in aanmerking komt voor deelname aan een opleiding om
deelcertificaten te behalen. Klager mag dan ook wel een studie volgen, maar hij dient dit in gedeelten te doen. Klager kan voor deze studie de beschikbare studie-uren alsmede zijn vrije uren gebruiken. Hij behoeft dan ook niet vrijgesteld te worden van
de arbeid. Overigens kan klager vrijwillig afzien van deelname aan de arbeid, maar dit houdt in dat hij dan tevens afziet van zijn arbeidsloon.

3. De beoordeling
In beroep brengt klager voor het eerst naar voren dat de bestreden beslissing niet door de bevoegde persoon is genomen. Nu enkel in beroep kan worden opgekomen tegen een uitspraak van de beklagcommissie en de beklagcommissie zich niet over dit punt
heeft kunnen uitlaten, zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beroep buiten beschouwing laten.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat klager momenteel onderwijs volgt. Onweersproken is dat in klagers TR-plan is overeengekomen dat klager in de gelegenheid wordt gesteld om in gedeelten een VMBO opleiding te volgen.
Nu dit TR-plan in samenspraak met klager is opgesteld, kon de directeur in redelijkheid klager toestemming weigeren om de gehele opleiding in één keer te volgen.

Ten aanzien van het verzoek tot vrijstelling van deelname aan de arbeid overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 47, derde lid, van de Pbw is een gedetineerde die – al dan niet onherroepelijk – tot een vrijheidsstraf is veroordeeld
verplicht om deel te nemen aan de opgedragen arbeid. De beroepscommissie is van oordeel dat een gedetineerde bij uitzondering (tijdelijk) vrijgesteld kan worden van voornoemde verplichting. In dit geval is echter geen sprake van een dergelijke
uitzondering. Klager heeft verzocht om vrijstelling van deelname aan de arbeid ten einde zich volledig te kunnen richten op zijn studie. Klager heeft evenwel de mogelijkheid om binnen de uren bestemd voor het volgen van onderwijs en de uren bestemd
voor
recreatie, te studeren. Daarnaast kan klager studeren in de uren die buiten het dagprogramma vallen. Ter zitting heeft de directeur verklaard dat klager vrijwillig kan afzien van deelname aan de arbeid, maar dat daarbij zijn recht op loon vervalt. Er
bestaat derhalve voldoende gelegenheid voor klager om te studeren zonder dat hiervoor een vrijstelling voor deelname aan de arbeid noodzakelijk is. De directeur heeft de bestreden beslissing dan ook in redelijkheid en billijkheid kunnen nemen. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt ten overvloede het volgende op. Hoewel de wet strikt beschouwd geen regels stelt omtrent de afwijzing van een verzoek als het onderhavige, ligt het in de rede dat het besluit tot afwijzing voldoet aan de vereisten als
omschreven in artikel 58 Pbw. Waarbij de beroepscommissie met name wijst op de vereiste dagtekening en de motiveringsplicht voor de directeur.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 24 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven