Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2771/GA (herziene uitspraak), 16 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2771/GA (herziene uitspraak)

betreft: [klager] datum: 16 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zoetermeer in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

De beroepscommissie heeft bij uitspraak van 12 november 2013 klagers beroep gegrond verklaard. De juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer heeft namens de directeur, op 20 november 2013 telefonisch en op 25 november 2013 schriftelijk, een
herzieningsverzoek ingediend, omdat de beroepscommissie in haar uitspraak is uitgegaan van onjuiste gegevens.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 22 juli 2013 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beslissing tot afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is onredelijk en onjuist gemotiveerd. De directeur overschat de kans op confrontatie
met
het slachtoffer. Weliswaar ligt het verlofadres op 2,6 km van het woonadres van het slachtoffer, echter klager wil het weekend met zijn gezin doorbrengen en is zelfs bereid om zich aan (strikte) bijzondere voorwaarden te houden. Verwezen wordt naar de
uitspraak met kenmerk 11/3058/GA. Uit de adviezen blijkt dat het risico op slachtofferconfrontatie wordt aangemerkt als hoog, omdat de kans bestaat dat het slachtoffer (of diens familie) de confrontatie met klager zal opzoeken. Uit de adviezen blijkt
niet dat te verwachten is dat klager zelf het slachtoffer zal opzoeken. Daarbij komt dat de directeur geen blijk heeft gegeven van een eigen belangenafweging. Bovendien heeft de directeur nagelaten om informatie in te winnen over mogelijke
alternatieven
voor het opgegeven verlofadres. Klager is niet in de gelegenheid gesteld zelf een nieuw adres op te geven.

De directeur heeft in beroep zijn, tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het slachtoffer van het door klager gepleegde feit in de buurt van het verlofadres woont en klagers veroordeling nog niet onherroepelijk is.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, omdat er een verhoogd risico is. Er vinden nog steeds incidenten plaats die zijdelings te maken hebben met klagers detentie en er bestaat nog steeds veel onrust tussen de twee
betrokken families.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is er in haar uitspraak van 12 november 2013 van uitgegaan dat de einddatum van klagers detentie op of omstreeks 24 november 2013 valt en heeft overwogen dat, nu de einddatum van klagers detentie spoedig nadert, klagers belang bij
zijn voorbereiding op een terugkeer in de samenleving in dit stadium van de detentie dient te prevaleren boven de mogelijke risico’s die verlofverlening met zich mee kan brengen. De directeur heeft een herzieningsverzoek ingediend, omdat 24 november
2013 niet de einddatum van klagers detentie is. Uit de inlichting van de directeur blijkt dat klager thans preventief is gehecht en dat zijn fictieve einddatum valt op of omstreeks 25 juli 2014. Gelet op deze informatie kan de uitspraak van de
beroepscommissie van 12 november 2013 niet in stand blijven en moet deze worden herzien.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes voorwaardelijk, met aftrek, wegens (poging tot) zware mishandeling en overtreding van artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De fictieve einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks
25 juli 2014.

De directeur heeft bij beslissing van 22 juli 2013 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen op grond van artikel 4, onder g (risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde
misdrijf) en j (het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres), van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling kan de directeur bijzondere voorwaarden verbinden aan verlof. Niet gebleken is dat de directeur heeft onderzocht of het (eventuele) risico van ongewenste slachtofferconfrontatie kan worden ondervangen
door aan het verlof één of meer bijzondere voorwaarden te verbinden. Evenmin is gebleken dat het risico op slachtofferconfrontatie niet kan worden ondervangen door het verbinden van bijzondere voorwaarden aan verlof.

Voorts overweegt de beroepscommissie dat de aanvaardbaarheid van het verlofadres afhangt van de woning, in relatie tot de omgeving, en de bewoners. Indien de directeur van oordeel is dat een opgegeven adres niet kan worden aangemerkt als een
aanvaardbaar verlofadres, als bedoeld in de Regeling, dient hij dit met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen. In het, door de directeur overgelegde, advies van de politie Haaglanden over het opgegeven verlofadres staat het volgende: “er is
een verhoogd risico op het adres. Er vinden nog steeds incidenten plaats die zijdelings te maken hebben met de reden van detentie. Er is nog steeds veel onrust tussen de twee betrokken families. Onrust waarbij melding van gemaakt wordt bij de
politie.”.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze enkele mededeling van de politie, alleen al nu deze mededeling onvoldoende feitelijk en concreet is onderbouwd, niet zonder meer tot de conclusie kan leiden dat het verlofadres dient te worden aangemerkt als
onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling.

Gelet op het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat de bestreden beslissing van de directeur onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog
gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing van de directeur vernietigen. De directeur zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst
van deze uitspraak.
De beroepscommissie zal klager geen tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming
van
deze uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en, mr. R.S.T. van Rossem-Broos leden, in tegenwoordigheid van M. van Aalst, secretaris, op 16 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven