Nummer : 13/2676/SGA
Betreft : [klager] datum: 20 augustus 2013
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Westlinge te Heerhugowaard.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie12 augustus 2013, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straffen
van
- zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 12 augustus 2013 om 14.20 uur en eindigend op 19 augustus 2013 om 14.20 uur;
- intrekking van het eerstvolgende weekeindverlof, ingaande op 31 augustus 2013 om 09.15 uur en eindigend op 2 september 2013 om 14.20 uur;
De hiervoor vermelde disciplinaire straf zijn opgelegd wegens een positieve uitslag van een urinecontrole.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat daar een klaagschrift van verzoeker is ontvangen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 20 augustus 2013.
1. De beoordeling
Ten aanzien van de disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel geldt datuit de inlichtingen van de directeur naar voren komt dat deze disciplinaire straf eindigde op 19 augustus 2013 om 14.20 uur.
Nu de beslissing tot oplegging van deze bestreden disciplinaire straf ordemaatregel niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een
toewijzing van het verzoek zodat het verzoek daarom in zoverre moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende weekeindverlof stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor
een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of
onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Vooralsnog is – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker softdrugs heeft gebruikt tijdens detentie. Gelet daarop kon de directeur de onderhavige beslissing nemen. Ook dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Voor zover verzoeker tevens heeft bedoeld schorsing te vragen van de beslissing om hem voor te dragen voor overplaatsing naar een andere inrichting geldt dit geen beslissing is als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Bezwaren tegen dat
voorstel kunnen in het kader van de bezwaar- en beroepsprocedure tegen de selectiebeslissing naar voren worden gebracht. De voorzitter zal dit onderdeel van het verzoek daarom buiten beschouwing laten.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr.dr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2013.
secretaris voorzitter