Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3169/SGA, 1 oktober 2013, schorsing
Uitspraakdatum:01-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/3169/SGA
Betreft : [klager] datum: 1 oktober 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. I.P.J. Beerens, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 17 september 2013, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 17 september 2013 om 14.00 uur en eindigende op 1 oktober 2013 om 14.00 uur, wegens de weigering om medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het op 22 september 2013 door verzoeker ingediende klaagschrift en van het op 25 september 2013 door diens raadsman ingediende klaagschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27
september 2013.

1. Debeoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Nu er geen sprake lijkt te zijn van het bestaan van eventuele contra-indicaties voor een verblijf in een meerpersoonscel, had verzoeker - naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter - moeten meewerken aan de opdracht van het personeel om medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel. De beslissing van de directeur om verzoeker voor deze strafwaardige gedraging genoemde
disciplinaire straf op te leggen acht de voorzitter voorlopig oordelend niet onredelijk of onbillijk en ook niet in strijd met een wettelijk voorschrift. Wel is het de vraag of een verblijf van 14 dagen in een strafcel, gelet op het vergrijp,
proportioneel is. De voorzitter zal deze vraag zelf niet beantwoorden en de beantwoording overlaten aan de beklagcommissie, gelet op het feit dat deze beslissing wordt gegeven op de dag dat onderhavige disciplinaire straf afloopt. Het verzoek zal
worden
afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op1 oktober 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven