Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0442/GM, 10 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/442/GM

betreft: [klager] datum: 10 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwen Zwolle te Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 13 februari 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 18 april 2002 in de p.i. Amsterdam te Amsterdam.
Klaagster, haar raadsman en de inrichtingsarts verbonden aan voormeld h.v.b. hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 7 januari 2002, betreft de afbouw van (kalmerende) medicatie.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht.
Sinds 20 februari 1996 gebruikt klaagster medicatie tegen ernstige depressies. Na twee jaar kreeg zij haar eerste psychose, zij automutileerde zodanig dat zij werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Er volgden veledepressies en opnames. Bij binnenkomst in het h.v.b. is haar medegedeeld dat de medicatie geheel zal worden afgebouwd.
Klaagster kan zich wel vinden in het beleid dat de door haar gebruikte middelen niet worden verstrekt, maar kan zich niet verenigen met de beslissing haar in het geheel geen (vervangende) medicatie te verstrekken.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
De vermindering van de benzodiazepines is volgens het in het h.v.b. gehanteerde schema gebeurd. Klaagster is tevens door de psychiater gezien. Deze heeft de behandeling met haar besproken en adequatere medicatie voorgeschreven. Inhet h.v.b. wordt de dosis methadon die aan gedetineerden wordt gegeven beperkt tot maximaal 40 mg per dag. Indien iemand meer gebruikt wordt dat met 10 mg per dag verminderd tot de dosering van 40 mg is bereikt. Bij kortdurendverblijf, een maand of korter wordt deze dosering gehandhaafd. Bij langer verblijf kan de gedetineerde kiezen voor de snelheid van vermindering tot nul, 5 mg per dag of 5 mg per 2 dagen.
Indien er twijfels zijn of er is sprake van een zogenaamde dubbeldiagnose wordt de psychiater in consult geroepen. Bij klaagster was dit ook het geval.
Iedere gedetineerde waarvoor dat relevant is wordt op de hoogte gesteld van dit beleid.
Klaagster is medisch adequaat behandeld. Dat er op het gebied van de methadonverstrekking verschillend wordt gedacht doet daaraan niet af.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt aan de hand van de stukken vast dat klaagster bij binnenkomst aan een ernstige psychose leed. De beroepscommissie gaat er vanuit dat aan klaagster bij de intake is medegedeeld, dat de medicatie zou wordenafgebouwd. Echter niet voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een uitgebreide en, gelet op klaagsters psychische gesteldheid, deugdelijke voorlichting. Gelet op haar voorgeschiedenis had de inrichtingsarts hierextra aandacht aan dienen te besteden en tevens in overleg dienen te treden met de psychiater teneinde te bezien of klaagster voor de psychose adequate medicatie diende te worden voorgeschreven.
Het beroep is derhalve gegrond.

Nu klaagster kort nadien wel adequate medicatie voorgeschreven heeft gekregen zijn er geen termen aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt dat aan klaagster geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid mr. I. Lispet, secretaris, op 10 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven