Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2537/SGA, 12 augustus 2013, schorsing
Uitspraakdatum:12-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/2537/SGA
Betreft : [klager] datum: 12 augustus 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W. Knoester, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de voorgenomen beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 augustus 2013, inhoudende het verplichten tot
ondergaan van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw voor de duur van drie maanden, ingaande op – zo verstaat de voorzitter – 9 augustus 2013 om 13.00 uur en eindigend - uiterlijk - op 9 november 2013 om 13.00 uur, omdat gezien
het op verzoeker van toepassing zijnde psychiatrische beeld de mogelijkheid bestaat dat zonder de behandeling het gevaar bestaat dat de stoornis van verzoekers geestvermogens niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 augustus 2013. Het schorsingsverzoek is tevens aangemerkt als beroepsschrift als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Pbw.

1. De beoordeling
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek nu het hier een beslissing van de directeur betreft waarin hij aangeeft voornemens te zijn tot dwangbehandeling over te gaan. De voorzitter overweegt
dienaangaande dat hier – naar haar voorlopig oordeel – sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, die voor schorsing in aanmerking kan komen. De schorsing van de tenuitvoerlegging van dat voorgenomen besluit heeft
immers tot gevolg dat de directeur het ‘definitieve’ besluit – tot toepassing van dwangmedicatie – niet mag nemen en uitvoeren. Uit nadere inlichtingen van de directeur is de voorzitter gebleken dat de voorgenomen behandeling nog niet is aangevangen.
Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waarbij zijn gevoegd de adviezen van de inrichtingspsychiater en een onafhankelijk psychiater wordt – naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat er sprake is van noodzaak van het toepassen van een medische dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter merkt daarbij nog op dat in de bestreden beslissing gesproken wordt van toepassing van een behandeling op de grond van artikel 46d aanhef en onder a, van de Pbw, terwijl uit de adviezen van de gedragsdeskundigen zou kunnen worden afgeleid
dat hier sprake zou kunnen zijn van een geval als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw. De voorzitter zal dit thans in het midden laten nu op beide gronden dezelfde behandeling kan worden toegepast en laat het aan de beroepscommissie
om
hierover een (definitief) oordeel te geven.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 augustus 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven