Nummer : 13/2710/SGA
Betreft : [klager] datum: 23 augustus 2013
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Klerk, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van de artikelen 66, eerste lid, en 70, tweede lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de voorgenomen beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 augustus 2013, inhoudende
het
verplichten tot ondergaan van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw voor de duur van drie maanden, ingaande op – zo verstaat de voorzitter – 21 augustus 2013 om 13.00 uur en eindigend - uiterlijk - drie maanden na aanvang,
omdat gezien het op verzoeker van toepassing zijnde psychiatrische beeld de mogelijkheid bestaat dat zonder de behandeling het gevaar bestaat dat de stoornis van verzoekers geestvermogens niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 augustus 2013. Het schorsingsverzoek is tevens aangemerkt als beroepschrift als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Pbw.
1. De beoordeling
Gelet op het bepaalde in artikel 73, vierde lid van de Pbw, gelezen in verband met artikel 66, eerste lid van de Pbw, zou pas schorsing kunnen worden verzocht als de directeur – nadat er sprake is geweest van een voorgenomen besluit waartegen
zienswijzen kunnen worden ingediend – een definitief besluit heeft genomen strekkende tot toepassing van dwangmedicatie op grond van het bepaalde in artikel 46d, aanhef en onder a van de Pbw en tegen die beslissing een beroepschrift is ingediend. In
dit
geval moet het ervoor worden gehouden dat er een definitief besluit is genomen. Immers, de termijn van drie dagen die de directeur in acht heeft te nemen alvorens het besluit te kunnen nemen en het daarbij aangekondigde tijdstip van het besluit, 21
augustus 2013 om 13.00 uur, zijn verstreken. Voorts is de procedure in acht genomen en is kenbaar gemaakt dat nog niet tot dwangbehandeling is overgegaan. De voorzitter leidt hieruit af dat er geen andere beletselen zijn om tot dwangbehandeling over te
gaan dan de behandeling van het onderhavige schorsingsverzoek.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waarbij zijn gevoegd de adviezen van de inrichtingspsychiater en een onafhankelijk psychiater wordt – naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat er sprake is van noodzaak van het toepassen van een medische dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr.dr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 augustus 2013.
secretaris voorzitter