Nummer: 13/3110/GB
Betreft: [klager] datum: 30 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 september 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager, alsmede zijn raadsman, zijn niet verschenen op de zitting van 29 november 2013 om te worden gehoord door een lid van de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 15 december 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de p.i. Almere. Op 16 augustus 2013 is klager geselecteerd voor de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Op 26 september 2013 is klager geselecteerd voor de BPG-afdeling
van de locatie De Schie te Rotterdam, waar een individueel regime geldt. Op 23 oktober 2013 is klager overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de locatie De Schie.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft, zakelijk weergegeven, het beroep als volgt toegelicht. Klager vindt dat zijn overplaatsing naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught is gebeurd onder valse beschuldigingen welke gedaan zijn door de directeur van de p.i. Almere. In de
p.i. Almere vreesde klager voor zijn leven en de directeur deed er alles aan om klager over te kunnen plaatsen naar een andere inrichting. Klager stelt niets verkeerds gedaan te hebben. Klager wordt beschuldigd van het feit dat hij een p.i.w-er in de
nek gestoken zou hebben. Klager ontkent een p.i.w-er bedreigd te hebben of in de nek gestoken te hebben. Klager stelt ten slotte dat zijn overplaatsingen op een onjuiste manier plaats hebben gevonden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar een BPG-regime omdat hij heeft aangegeven iemand neer te willen steken. Daarnaast had klager diverse voorwerpen op cel en heeft hij bewezen geen loze dreigementen te uiten. Klager heeft al eerder ernstig fysiek geweld
gebruikt naar een medewerker van de inrichting en tevens naar zijn medegedetineerden. Klager wordt niet gemeenschapsgeschikt geacht.
4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een afdeling - gevangenis en huis van bewaring - voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. Een, al dan niet
onherroepelijk, tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.3. Uit het selectieadvies van de p.i. Almere van 15 augustus 2013 blijkt dat klager op 10 augustus 2013 heeft aangegeven iemand neer te willen steken. Daarnaast heeft klager de directeur van de p.i. Almere met de dood bedreigd en heeft hij op 24
mei 2013 in de p.i. Lelystad een medegedetineerde met een mes in de rug gestoken. Door dit incident heeft klager laten zien in staat te zijn iemand met een mes te steken. Met zijn gedrag en persoonlijkheid veroorzaakt klager een beheersrisico in de
inrichting en kan de veiligheid van het personeel en klagers medegedetineerden niet worden gegarandeerd. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 30 december 2013
secretaris voorzitter