Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4084/GV, 24 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4084/GV

betreft: [klager] datum: 24 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een groot belang bij verlening van de aangevraagde strafonderbreking. Indien deze niet zou worden verleend, heeft dit voor klager mogelijk levenslange gevolgen terwijl dit ook gevolgen heeft
voor zijn 22 medewerkers op de middellange termijn. De Staatssecretaris is voorbij gegaan aan klagers persoonlijke en maatschappelijke belang. Klager moet tijdig, uiterlijk voor 1 januari 2014 contracten met het UWV en de gemeente Breda hebben
ondertekend. Als dat niet gebeurt, staat de toekomst van klager en zijn medewerkers op het spel. Ook is klagers fysieke aanwezigheid vereist bij de afbouw en opening van zijn hotel. Een en ander kan niet worden uitbesteed aan een medewerker. Er is nog
geen bedrijfsleider aangesteld omdat dit nog niet bekostigd kan worden. Klager moet voor vijf 55+ medewerkers contracten tekenen met het UWV en daarnaast moeten contracten worden getekend voor vijf thans bijstandsgerechtigde werknemers die via het
programma “Baan Bonus Breda” tewerk gesteld kunnen worden. Klager dient deze overeenkomsten per ommegaande te ondertekenen omdat de regelingen (die voorzien in een subsidie in de loonkosten) per 1 december 2013 en 1 januari 2014 ophouden te bestaan.
Klagers toekomstige bedrijf zou per 1 december 2013 de status van erkend leerbedrijf voor VMBO- en ROC-opleidingen krijgen maar dat is zonder leermeester, klager dus, niet mogelijk. Indien geen strafonderbreking wordt verleend, is het gevolg dat
klagers
bedrijf voor de opening ten gronde gaat en dat klager persoonlijk failliet zal worden verklaard.

Klager vraagt daarom slechts opschorting van zijn straf voor vijftig dagen. Klager kon overigens, hoewel hij wist dat er mogelijk een gevangenisstraf boven zijn hoofd hing, niet eerder een en ander regelen. Eind 2012 ontstond de mogelijkheid om het
pand
te verbouwen tot een hotel en het onderneming- en verbouwingsplan was pas in april 2013 gereed. Klager hoopt het hotel nog voor de kerstdagen van 2013 te openen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om strafonderbreking verzocht in verband met de verbouwing en opening van zijn hotel. Omdat klagers strafzaak al geruime tijd dient, kon hij weten dat hij op enig moment een vrijheidsstraf diende te ondergaan. Hij heeft daarom ook ruim de
tijd gehad een zaakwaarnemer aan te stellen. Uit klagers aanvraag blijkt onvoldoende dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is, welke zaken geregeld moeten worden en waarom hij een en ander niet zodanig heeft voorbereid, dat deze doorgang konden vinden
tijdens of na zijn detentie. Daarnaast is niet gebleken van een aanvaardbaar verlofadres.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught heeft op 26 november 2013 negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking. Klager was na zijn veroordeling door het Hof in 2010 ermee bekend dat hij naar verwachting een
gevangenisstraf van enkele maanden diende uit te zitten. Het opzetten van een bedrijf in de tussentijd en het eventueel niet nakomen van verplichtingen die hieruit voortvloeien dienen voor zijn rekening en risico te komen.
De politie Breda heeft – blijkens het advies van de directeur – negatief geadviseerd ten aanzien van klagers opgegeven verlofadres nu dat adres geen woonbestemming heeft.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier maanden, wegens het besturen van een motorvoertuig tijdens een ontzegging. Aansluitend dient hij subsidiaire hechtenis van in totaal 36 dagen te ondergaan. De einddatum van zijn detentie valt op 17 januari
2014.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof.
Klager vraagt strafonderbreking om – kortweg – de inbedrijfstelling van zijn voorgenomen hotelbedrijf te kunnen realiseren. Aangevoerd is dat klager daarvoor een aantal overeenkomsten moet ondertekenen met het UWV en de gemeente Breda omdat hij anders
een aantal (toekomstige) personeelsleden niet in dienst kan nemen. Daarnaast is zijn aanwezigheid bij de verbouwing en oplevering van het bedrijfspand als hotel volgens klager vereist. De beroepscommissie stelt allereerst vast dat, buiten klagers
verklaring en een handgeschreven menulijst voor het kerstmenu van het door klager te openen hotel, geen nadere (feitelijke) onderbouwing wordt gegeven omtrent de noodzaak voor de strafonderbreking. De enkele verklaringen en de hiervoor genoemde
menulijst zijn onvoldoende om die noodzaak aannemelijk te maken. Ten aanzien van klagers verlofadres geldt dat klager stelt inmiddels wel over een goedgekeurd verlofadres te beschikken. Een nadere onderbouwing daarvoor ontbreekt evenwel.

De beroepscommissie is van oordeel dat, nu de noodzaak voor strafonderbreking niet aannemelijk is geworden, de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in
artikel 4 onder j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven