Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3398/GB, 24 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3398/GB

Betreft: [klaagster] datum: 24 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.J.L. Maalsté, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 7 oktober 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing en de door de raadsman nadien toegezonden stukken betreffende de afwijzende beslissing op het gratieverzoek en de gezondheidssituatie van klaagsters zoon.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 6 januari 2014 te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Ter Peel te Sevenum ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 24 september 2013 is klaagster opgeroepen zich op 6 januari 2014 te melden in de b.b.i. van de locatie Ter Peel voor het ondergaan van 263 dagen gevangenisstraf. Op 1 oktober 2013 heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 7
oktober 2013 ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft jarenlang intensief contact gehad met haar huisarts en de behandelend kinderarts van haar zoon over de behandeling van de ziekte van haar zoon en zijn verzorging. Beide
artsen hebben klaagster reeds jaren geadviseerd bij de behandeling van haar zoon en klaagster heeft de adviezen altijd ter hand genomen. Klaagster biedt adequate zorg aan haar zoon. Door de specifieke aard van de aandoening van klaagsters zoon is de
zorg persoonlijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Uit de door de huisarts en de kinderarts verstrekte informatie is gebleken dat klaagster geen adequate zorg verleent aan haar zieke zoon. De medisch adviseur
heeft geen aanleiding gezien om uitstel te verlenen aan het ondergaan van klaagsters detentie. Bovendien leidt het verlenen van uitstel niet tot een oplossing van klaagsters problemen. Klaagster is sinds 28 januari 2013 bekend met het feit dat haar
gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd en heeft derhalve ruim de tijd gehad om de consequenties van een detentiesituatie op te vangen. Klaagster moet zich op 6 januari 2014 melden en heeft dus nog de tijd om het één en ander te regelen en op te
vangen.

4. De beoordeling
4.1. De b.b.i. van de locatie Ter Peel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau.

4.2. Klaagster, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klaagster heeft verzocht om uitstel voor onbepaalde tijd van haar meldplicht, omdat haar zoon verzorgd en behandeld moet worden voor zijn ziekte. Klaagsters zoon lijdt aan de ziekte van Crohn en is ruim 22 keer geopereerd. Haar zoon is naar
haar
zeggen en naar blijkt uit de verklaring van de huisarts op dit moment volledig afhankelijk van de persoonlijke zorg van zijn moeder. Klaagster heeft de verklaringen van de huisarts en de specialist overgelegd en beide hebben verklaard dat de zorg van
klaagster, gelet op zijn levensfase, de ernst van de ziekte en de gevoeligheid van de aard van de verzorging, onontbeerlijk is. Duidelijk is dat indien er niet voor adequate zorg voor klaagsters zoon wordt gezorgd, diens gezondheidssituatie daar zeker
onder zal lijden. Voor zover de beroepscommissie bekend is er op dit moment nog geen vervangende zorg geregeld en is niet te verwachten dat dit voor 6 januari 2014, de datum waarop klaagster zich in de penitentiaire inrichting moet melden, anders zal
zijn.
Daar staat tegenover dat het gratieverzoek (ondanks andersluidend advies van de veroordelende instantie) is afgewezen en daarmee in beginsel vast staat dat klaagster het onvoorwaardelijk deel van haar vrijheidsstraf nog zal dienen te ondergaan.
De belangen afwegend is de beroepscommissie van oordeel dat klaagster nog een (in beginsel laatste) mogelijkheid dient te krijgen om vervangende zorg voor haar zoon te regelen. De beroepscommissie oordeelt daarom dat een nader uitstel van de
verplichting zich te melden met drie maanden redelijk en billijk is. De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom niet in stand blijven. Gelet op de korte tijdspanne tot 6 januari 2014 is niet te verwachten dat de selectiefunctionaris
in staat zal zijn om voor die datum een nieuwe beslissing te nemen. Om die reden zal de beroepscommissie beslissen als hierna vermeld en de eigen beslissing in plaats stellen van die van de selectiefunctionaris. De beroepscommissie acht geen termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissingen en bepaalt dat klaagster uitstel krijgt om zich te melden voor een termijn van drie maanden. Zij kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 24 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven