Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3366/GA, 23 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3366/GA

betreft: [klager] datum: 23 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 september 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet verlenen van medewerking aan klagers detentiefasering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de inrichting in het geheel geen medewerking heeft verleend aan zijn detentiefasering. Hij heeft weliswaar een TR-formulier
moeten
ondertekenen, maar daar is niets mee gebeurd. Klager is uiteindelijk overgeplaatst naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) omdat hij daarom heeft verzocht. Doordat in de p.i. Dordrecht geen resocialisatieplan is opgesteld, is een dergelijk plan
pas op 24 september 2013 in de b.b.i. in Veenhuizen opgesteld. Hierdoor is hij uiteindelijk tenminste pas tien weken later in een z.b.b.i. of penitentiair programma (p.p.) geplaatst kunnen worden. Klager heeft hierdoor (tenminste) tien weken inkomsten
(à € 110,=) per week en veertien dagen (weekeind)verlof misgelopen. Klager vindt dat hij daarin moet worden gecompenseerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Uit inlichtingen van de directeur volgt dat klager, die op 17 september 2012 in de inrichting werd geplaatst, op 11 juni 2013 – op grond van een beslissing van de selectiefunctionaris van 28 mei 2013 – is overgeplaatst naar de b.b.i. van de locatie
Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Anders dan door klager wordt gesteld, was daarbij sprake van een beslissing van de selectiefunctionaris naar aanleiding van een selectievoorstel van de inrichting. Aannemelijk is daarom dat door de inrichting voldoende
actie is ondernomen om klagers detentiefasering zo voorspoedig als mogelijk te laten verlopen. Hetgeen door klager naar voren is gebracht met betrekking tot het niet willen of kunnen opstellen van een resocialisatietraject, is – mede bij gebreke van
een
nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk geworden.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voorzover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven