nummer: 13/3244/GM
betreft: [klager] datum: 20 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 september 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 november 2013, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Roermond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 augustus, 2 en 16 september 2013, betreft:
a. het feit dat klager na een ‘black-out’ niet door een arts is gezien;
b. het feit dat klager niet door een psychiater is gezien ondanks de verzoekbriefjes;
c. het niet goed verlopen van de medicatieverstrekking aan klager;
d. het voorschrijven van ibuprofen.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Na klagers overplaatsing naar de p.i. Roermond beginnen de klachten. Gebleken is dat het medisch dossier niet goed is overgedragen. De communicatie verloopt ook slecht. Klager werd verwezen naar de
apotheek om daar zijn medicijnen op te halen, maar krijgt de medicijnen vervolgens niet mee. Op zaterdag 31 augustus 2013 is klager onwel geworden in zijn cel; hij kreeg een black-out en viel met zijn hoofd tegen een klerenkast en had een bult op zijn
hoofd. De p.i.w.-ers hebben het afdelingshoofd K. erbij geroepen. Klager neemt aan dat hij de beslissing heeft genomen geen arts in te schakelen, terwijl er die dag wel een dienstdoende arts in de inrichting aanwezig was. Pas op maandag 2 september
2013
heeft klager een arts gesproken. Klager meent dat na zo’n voorval de dienstdoende arts moet worden gewaarschuwd. Dat is dus niet gebeurd. Klager had voor de ‘black-out’ een droge mond en last van tintelingen in zijn been.
Klager heeft pas enkele weken na de intake de inrichtingspsychiater, de heer D, gesproken. Gelet op zijn problematiek heeft klager er belang bij zijn psychiater vaker te spreken, zoals ook in de vorige inrichting, de p.i. De Geerhorst, is gebeurd.
Klager wil wekelijkse gesprekken met zijn psychiater. Klager heeft de inrichting gevraagd hierover contact op te nemen met de p.i. De Geerhorst.
Klager heeft éénmaal geen avondmedicatie ontvangen. Verder heeft een p.i.w.-er de medicatie in een voedselkrat gegooid. Op zaterdag 31 augustus 2013 ontving klager zijn medicatie niet om 12.00 uur, maar om 15.00 uur. Op maandag 2 september 2013 ontving
klager wederom geen medicatie. Ook is het voorgekomen dat klager medicatie van een andere gedetineerde ontving. Klager meent dat hij door de te late medicatieverstrekking de eerdergenoemde ‘black-out’ kreeg.
De medische dienst heeft toegegeven dat ze over het hoofd hebben gezien dat ibuprofen niet samen kan met mirtazapine en diazepam. Klager is hier ziek van geweest. Hij had diarree, buikpijn en moest overgeven.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 27 mei en 2 september 2013 gezien voor een psychiatrisch consult. Klager is regelmatig besproken in het PMO, waarin de psychiater, een psycholoog, de inrichtingsarts en
verpleegkundige participeren. Verzoeken om consultatie worden in het PMO behandeld, waarin, conform de maatschappij, een gelaagd systeem wordt gehanteerd. De huisarts en verpleegkundige vormen de eerste lijn en de psychiater de tweede lijn. Het is aan
de psychiater, in samenspraak met het team, om te beoordelen of en wanneer een patiënt door de psychiater zal worden gezien. De keuzes worden op inhoudelijke argumenten gemaakt. De huisarts, verpleegkundige en/of psycholoog hebben de psychiater niet
verzocht klager te gaan zien. Gezien het feit dat er een lopend pro justitia onderzoek liep, werd besloten dit onderzoek af te wachten. Klager is na dit onderzoek op 2 september 2013 opgeroepen voor een psychiatrisch consult. Van een constructief
gesprek is nimmer sprake geweest, gezien de houding van klager. Klager was zeer dwingend in het gesprek en heeft een ‘kort lontje’. De indicatie voor langwerkend methylfenidaat (concerta) is ter zorgvuldigheid voorgelegd aan het hoofd zorg, die de
psychiater hierin ondersteunde. Klager bleek toch akkoord te gaan met het voorschrijven van concerta.
3. De beoordeling
a.
Klager is in zijn cel onwel geworden en tegen een kastdeur gevallen. Aan deze val heeft klager een bult op zijn hoofd overgehouden. Uit de door klager gegeven toelichting van wat er zich daarna heeft afgespeeld, is niet kunnen blijken dat de beslissing
om geen arts te waarschuwen is genomen door het verplegend personeel van de medische dienst of anderszins personen die onder verantwoordelijkheid vallen van de inrichtingsarts. Derhalve kan de inrichtingsarts in zoverre geen verwijt worden gemaakt. Het
beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat na een dergelijk voorval het wenselijk is dat klager direct wordt gezien door een arts of een verpleegkundige. De beroepscommissie begrijpt dat dit in het betreffende weekend ook mogelijk was in verband
met de aanwezigheid in de inrichting van een dienstdoende arts. De beroepscommissie geeft de inrichtingsarts in overweging – voor zover dit nog niet is gebeurd – dit onder de aandacht van de directeur van de inrichting te brengen.
b.
De medische dienst van de p.i. Roermond hanteert als beleid dat binnen het PMO wordt besproken of een gedetineerde moet worden gezien door een psychiater. De inrichting sluit hierbij aan bij de in de vrije maatschappij bestaande praktijk dat de
huisarts
en verpleegkundige de eerste lijnszorg omvatten en de psychiater de tweede lijn. In die lijn is de eerstelijnszorg voor elke gedetineerde direct toegankelijk en de tweedelijnszorg alleen na verwijzing. Uit het medisch dossier zijn geen omstandigheden
gebleken op grond waarvan de conclusie moet worden getrokken dat een verwijzing naar de psychiater eerder en frequenter had moeten plaatsvinden. De problematiek van klager is volgens de inrichtingspsychiater regelmatig in het PMO besproken. Ter zitting
van de beroepscommissie is aangevoerd dat het medisch dossier van klager niet goed is overgedragen toen klager werd overgeplaatst van de p.i. De Geerhorst naar de p.i. Roermond. Dit betreft een nieuwe klacht, waar de beroepscommissie verder niet op zal
ingaan en die overigens niets afdoet aan het vorenstaande. Het handelen van de inrichtingspsychiater kan derhalve niet als onzorgvuldig als bedoeld in artikel 28 Pm worden aangemerkt. Mitsdien zal het beroep ongegrond worden verklaard.
c.
Uit het medisch dossier komt naar voren dat de medicatieverstrekking aan klager op sommige momenten niet zorgvuldig en tijdig heeft plaatsgevonden. Blijkens de brief van het hoofd zorg van 11 september 2013 wordt dit ook door de medische dienst erkend.
Gelet hierop moet het handelen van de inrichtingsarts als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Voor het door klager geleden ongemak ziet de beroepscommissie aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en zij stelt deze vast op € 20,=.
d.
Aan klager is gedurende enkele dagen ibuprofen voorgeschreven in combinatie met mirtazepine. Gelet op de jonge leeftijd van klager en de korte duur waarop de medicijnen in combinatie zijn ingenomen, is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen
van de inrichtingsarts in deze niet als onzorgvuldig als bedoeld in artikel 28 Pm kan worden aangemerkt. Ibuprofen en mirtazepinen kunnen worden gecombineerd. Een maagbeschermer is niet aangewezen. De klachten die klager beschrijft en waarvan hij stelt
dat deze voortvloeien uit de combinatie van mirtazepine en ibuprofen, zullen naar het oordeel van de beroepscommissie een andere oorzaak moeten hebben. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond wat betreft onder c van de klacht.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 20,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 december 2013
secretaris voorzitter