Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3067/GM, 19 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3067/GM

betreft: [klager] datum: 19 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 september 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Roermond zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 26 november 2013, gehouden in de p.i. Vught, te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft
hij daarvan geen gebruikgemaakt. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Roermond heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 augustus 2013, betreft de weigering klager arbeidsongeschikt te verklaren.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klagers opa is in mei 2013 overleden. Klager had een zeer hechte band met hem. In detentie probeert klager dit te verwerken. Hij heeft slaapproblemen en kan zich niet volledig concentreren. Ook is klager
veel afgevallen. Verder is bij klagers moeder kanker geconstateerd. Zij heeft een heftige operatie ondergaan en nog is niet alles verwijderd. Haar gezondheidssituatie is onzeker. Ook dit heeft een enorme impact op klager. Psychisch is klagers hoofd een
chaos. Klager kan in deze situatie niet werken.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is uitvoerig gezien door meerdere artsen en heeft vaak behandeling gehad door de fysiotherapeut van de inrichting. De consulten verlopen vaak op een dwingende en zeurende toon. De
consulten bij de fysiotherapeut worden gekenmerkt door langdurige discussies met kwaad weglopen van klager. Klager bepaalt zelf zijn beleid, staat niet open voor adviezen en doet niets met de geadviseerde oefeningen. Klager werkt niet mee aan een
constructieve aanpak van zijn klachten. Door de rugklachten vond klager dat hij niet meer kon werken. Later hinderden psychische problemen klager om mee te doen met de arbeid. Hiervoor werd hij tijdelijk voor twee weken arbeidsongeschikt verklaard. Na
zeven weken bleek dat klager niet aan het werk was en dat de psychische klachten niet waren verbeterd. Klager is het advies gegeven een gesprek te voeren met een psycholoog, maar dit weigerde hij. Vervolgens is klager in het PMO besproken. Het PMO was
unaniem van oordeel dat klager kon werken. Dit zou zijn psychische problemen mogelijk verbeteren. Klager heeft geen gevolg gegeven aan de uitnodiging van de psycholoog. Klager is wederom in het PMO besproken, die klager adviseerde weer aan het werk te
gaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een penitentiaire inrichting niet hetzelfde karakter of functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. Uit de
stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat de medische dienst adequaat heeft gereageerd op de psychische klachten van klager. De inrichtingsarts heeft geadviseerd klager kortstondig niet te laten deelnemen aan de arbeid om hem wat tijd
te geven voor het verwerken van de spanningen na enkele gebeurtenissen in de familie. Daarna is klager na bespreking in het PMO geschikt bevonden voor deelname aan de arbeid. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband
bezien
van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven