nummer: 13/3602/GV
betreft: [klager] datum: 19 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 oktober 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Niet duidelijk is waarop de Staatssecretaris baseert dat een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. Voorts is klager het niet eens met de
beslissing dat een niet onherroepelijke gevangenisstraf wordt meegerekend bij de bepaling van de (fictieve) einddatum. Een medewerker van het gerechtshof heeft bericht dat het ressortsparket nog niet over alle stukken van de zaak beschikt en dat de
zaak
pas wordt geappointeerd indien alle stukken binnen zijn. Op dit moment is onduidelijk wanneer dit zal gebeuren. De strafzaak is thans nog niet in de planning voor 2014 opgenomen, zodat derhalve niet valt te verwachten dat de zaak voor de zomer van 2014
is behandeld, zo is de berichtgeving. Daar komt bij dat klager, indien het gerechtshof tot een veroordeling komt, cassatie zal instellen, zodat de uitspraak ook op de gestelde fictieve einddatum nog niet onherroepelijk zal zijn. Voorts doet klager een
beroep op het resocialisatiebeginsel. Hij heeft van 8 januari 2013 tot 18 maart 2013 strafonderbreking genoten in verband met de geboorte van zijn dochter. Op 1 november 2013 heeft hij verlof gekregen om naar het ziekenhuis te gaan. Na afloop van zijn
strafonderbreking heeft klager zich keurig gemeld in de inrichting. Hij zou vanaf 8 april 2013 weer in aanmerking komen voor detentiefasering, maar faseren is nog niet gelukt. Klager krijgt op deze manier niet de kans bij zijn gezin te zijn, terwijl
dit
hard nodig is aangezien zijn vriendin ernstig ziek is. Zij heeft een nieuwe nier nodig en klager is in een vergevorderd stadium van onderzoek naar het afstaan van een nier aan zijn vriendin. Klager verzoekt de bestreden beslissing te vernietigen en te
bepalen dat hij zo spoedig mogelijk in aanmerking komt voor algemeen verlof. Tevens verzoekt hij om toekenning van een tegemoetkoming van € 50,= per (gemist) verlof. Verzocht wordt het beroep mondeling toe te lichten.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op grond van aangeleverde informatie is de Staatssecretaris van mening dat een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is. Klager heeft
algemeen verlof aangevraagd voor 1 november 2013 in verband met onderzoek naar een nierdonatie aan zijn vriendin. Bij een eerste berekening van de einddatum van klagers detentie is een zaak waarin beroep is ingesteld tegen een aan klager opgelegde
gevangenisstraf van acht maanden niet meegenomen. Navraag leerde dat een zittingsdatum voor deze zaak nog niet bekend is. Gelet op de einddatum van klagers detentie acht de Staatssecretaris het niet onmogelijk dat de strafzaak nog gedurende klagers
huidige detentie zal worden behandeld. De Staatssecretaris is dan ook van mening dat de veroordeling in eerste aanleg dient te worden meegenomen in de berekening van het strafrestant. Klager komt dan ook pas vanaf 9 maart 2014 in aanmerking voor
algemeen verlof. Aangezien hij eerder vrijheden heeft genoten die goed zijn verlopen is aan hem wel incidenteel verlof toegekend voor het doen van onderzoek in verband met de niertransplantatie.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd. Klager is door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf in verband met bedreiging. De eis bedroeg drie jaar gevangenisstraf en het Openbaar
Ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het is geenszins uitgesloten dat aan klager in hoger beroep een hogere straf wordt opgelegd. Een prognose over het moment waarop de strafzaak inhoudelijk zal worden behandeld kan het gerechtshof Amsterdam op dit
moment niet maken. Bovendien zit klager momenteel een gevangenisstraf uit van vier jaar en zes maanden in verband met een woningoverval en een woninginbraak zodat het recidivegevaar gegeven is. Uit het re-integratieplan Terugdringen Recidive blijkt dat
klager de ernst van zijn handelen niet inziet. Alvorens vrijheden worden toegekend, dient klager eerst de COVA-training te hebben afgerond ten einde het recidivegevaar in te perken.
De politie en het Openbaar Ministerie Assen hebben aangegeven geen bezwaar te hebben.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens het opzettelijk handelen in strijd met artikel 312 Wetboek van Strafrecht. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 september 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Namens klager is verzocht het beroep mondeling toe te lichten. Dit verzoek, dat niet is onderbouwd, wordt afgewezen. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
De beroepscommissie constateert dat de directeur van de inrichting, gelet op de toelichting bij artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, dient te onderzoeken of de einddatum van de detentie door een openstaande (straf)zaak nog
kan verschuiven. Uit het advies vrijheden van 14 oktober 2013 van de directeur van de locatie Zuyder Bos blijkt dat de advocaat-generaal heeft aangegeven dat een prognose over het moment waarop de strafzaak zal worden behandeld op dit moment niet valt
te maken. Dat niet is uitgesloten dat de zaak gedurende klagers detentie zal worden behandeld, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende voor afwijzing van de verlofaanvraag. Nu overigens evenmin is gebleken van een contra-indicatie voor
verlofverlening, zal de beroepscommissie klagers beroep gegrond verklaren. Zij ziet echter geen aanleiding de Staatssecretaris op te dragen een nieuwe beslissing te nemen, nu gebleken is dat klager op 29 november 2013 is overgeplaatst naar de locatie
Westlinge, een beperkt beveiligde inrichting, zodat hij niet langer in aanmerking komt voor algemeen verlof. De beroepscommissie ziet evenmin aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu gebleken is dat aan hem op 1 november 2013
incidenteel verlof is verleend in verband met onderzoek naar een niertransplantatie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris niet op een nieuwe beslissing te nemen en zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 december 2013
secretaris voorzitter