nummer: 13/3831/GV
betreft: [klager] datum: 19 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 november 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman J.W.G.M. Kral om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking om de begrafenis van zijn vader op 25 november 2013 bij te wonen en afscheid van hem te nemen. Klager wil graag bij zijn familie zijn en zijn moeder ondersteunen
in
deze verdrietige periode.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is niet veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Hij is gedetineerd vanwege een maatregel en strafonderbreking is niet mogelijk.
Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking op basis van het advies van het openbaar ministerie en het feit dat klager niet in het bezit is van een identiteitsbewijs.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te den Bosch heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen strafonderbreking, omdat klager na het plegen van een strafbaar feit is gevlucht en pas later in het kader van een Europees Arrestatiebevel is
aangehouden. Klager heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en gevreesd moet worden dat klager zich zal onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging.
De politie heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat thans, anders dan namens de Staatssecretaris is gesteld, vervangende hechtenis in verband met een op grond van de wet Terwee aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 9 mei 2014.
Op grond van artikel 1, onder q, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Uit artikel 1 onder s van de Pbw komt naar
voren dat (vervangende) hechtenis wordt aangemerkt als een vrijheidsstraf.
Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Ingevolge artikel 36 juncto artikel 24, eerste lid, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van de ouder van de gedetineerde. Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Minister in
bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken valt aan gevallen waarin de levenspartner, een ouder of een kind van de
gedetineerde overleden is.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking om de begrafenis op 25 november 2013 van zijn overleden vader in Polen bij te wonen en om zijn moeder bij te staan.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd, vanwege de op relevante feiten gebaseerde vrees dat klager zich zal onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging. Ook ontbreekt een identiteitsbewijs.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een voldoende contra-indicatie konden vormen voor strafonderbreking voor het bijwonen van de begrafenis en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan
de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 december 2013
secretaris voorzitter