nummer: 13/3345/GA
betreft: [klager] datum: 3 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Roermond,
gericht tegen een uitspraak van 3 oktober 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager, alsmede zijn raadsman mr. Y. Quint, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 50,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Dit advies is gebaseerd op het
Reclasseringsadvies waaruit blijkt dat sprake is van een hoog recidiverisico, hetgeen onder andere is gebaseerd op het feit dat klager meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke delicten en de mate van beïnvloedbaarheid van klager. Ook is sprake
van een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden nu klager alleen gemotiveerd is om mee te werken aan voorwaarden in verband met detentiefasering. Ook is er een risico op letselschade. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat niet gebleken is van
informatie waarop het recidivegevaar bij klager is gestaafd. Naar het oordeel van de directeur blijkt uit het Reclasseringsadvies voldoende dat sprake is van een hoog recidiverisico. Verder hebben alle aanwezige disciplines in het Multi Disciplinair
Overleg (MDO) negatief geadviseerd. Dit negatieve advies is onder andere gebaseerd op klagers negatieve gedrag in de inrichting waardoor hij al enkele malen een disciplinaire straf heeft opgelegd gekregen. De grote kans op recidive wordt naar het
oordeel van de directeur nog versterkt door klagers weigering deel te nemen aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR). Er is dan ook sprake van de weigeringsgrond als genoemd in artikel 4, sub b, van de Regeling tijdelijk verlaten van
de inrichting (de Regeling). Uit klagers gedrag in de inrichting volgt dat hij onbetrouwbaar is gebleken met betrekking tot het nakomen van afspraken. Dit volgt onder meer uit twee aan hem opgelegde disciplinaire straffen voor het uitspelen van het
personeel en voor het verwijtbaar niet deelnemen aan de arbeid. Gelet hierop is tevens sprake van de weigeringsgrond als genoemd in artikel 4, sub d, van de Regeling.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf van zes maanden onder het jeugdstrafrecht, wegens diefstal met geweldpleging in vereniging
gepleegd, diefstal en opzetheling. Klager heeft hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 17 januari 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, omdat de directeur het recidivegevaar uitsluitend baseert op de aan klager opgelegde disciplinaire straf en haar overigens niet was gebleken van informatie waarop het recidivegevaar is gestaafd
dan
wel van gronden waardoor het vertrouwen in een goed verloop van het verlof ontbreekt. De directeur heeft in beroep alsnog het Reclasseringsadvies van 4 maart 2013 overgelegd. Hieruit blijkt, anders dan de directeur aanvoert, dat het recidiverisico niet
is ingeschat als hoog, maar als hoog gemiddeld. Verder blijkt daaruit dat het risico op het ontrekken aan voorwaarden is ingeschat als hoog en er een risico op letselschade bestaat voor willekeurige personen. Uit de stukken blijkt voorts dat aan klager
enkele dagen voor zijn verlofaanvraag een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd wegens het misleiden van het personeel. Gelet op de in beroep door de directeur overgelegde informatie
waaruit blijkt dat sprake is van een hoog gemiddeld recidiverisico, een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden, daarbij in aanmerking genomen dat ten tijde van de verlofaanvraag recent aan klager een disciplinaire straf was opgelegd, is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk kan
worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 december 2013
secretaris voorzitter