nummer: 13/2340/TB
betreft: [klager] datum: 2 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. van Baarlen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 16 juli 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. F. van Baarlen, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 22 april 2009 is hij geselecteerd voor FPC De Oostvaarderskliniek (hierna: De Oostvaarderskliniek) te Almere. Bij
brief van 14 juni 2013 heeft De Oostvaarderskliniek de Staatssecretaris verzocht klager over te plaatsen. Op 16 juli 2013 heeft de Staatssecretaris besloten klager te plaatsen in de Van Mesdagkliniek.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het er niet mee eens dat hij ter uitvoering van het verlof wordt overgeplaatst. Klager wenst zijn resocialisatie in Almere gerealiseerd te zien in verband met de mogelijkheden en persoonlijke
omstandigheden van klager aldaar. In Groningen heeft klager (vooralsnog) geen of onvoldoende mogelijkheden. Ten minste zal een vertraging in de resocialisatie optreden. Het risico bestaat dat de resocialisatie zal stagneren of onmogelijk zal worden. De
beslissingen ten aanzien van het verlof zijn beïnvloed door het bezwaar van de vader van het slachtoffer, die als woordvoerder voor zijn dochter optrad.
Klager is inmiddels overgeplaatst naar de Van Mesdagkliniek en hem hangt nu een dwangbehandeling boven het hoofd. Klager voelt zich teruggeworpen bij af. Klager meent dat de vader officieel niet als slachtoffer kan worden aangemerkt. Het feit dat de
vader voor zijn dochter spreekt is nooit bevestigd.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Klager beschikte in de Oostvaarderskliniek over een machtiging voor dubbel begeleid verlof, maar daarvan is geen gebruik gemaakt vanwege het bezwaar dat de vader van het
slachtoffer tegen verlofverlening heeft aangetekend. Hij woont samen met zijn dochter (het slachtoffer) in Almere. Klager blijft standvastig te kennen geven te willen resocialiseren in Almere dan wel na het beëindigen van de tbs-maatregel daar terug te
zullen keren. De inrichting heeft zonder succes gepoogd dit onder toezicht en controle vorm te geven. Men heeft niet tot afspraken kunnen komen over mogelijkheden om een eventuele confrontatie te voorkomen. Het slachtofferonderzoek is daarom niet
afgerond. Vanwege het verlies van mogelijkheden tot een adequaat verloftraject ziet de inrichting geen andere optie voor resocialisatie dan een overplaatsing naar een andere regio met resocialisatiemogelijkheden aldaar.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klager, die is veroordeeld voor mishandeling van zijn vriendin en het bezit van kinderporno, beschikt sinds februari 2013 over een machtiging voor begeleid verlof. Echter, deze kan hij vanuit De Oostvaarderskliniek niet benutten, omdat de vader van het
slachtoffer bezwaar maakt tegen de verlofstatus van klager. Verder persisteert klager bij zijn wens om in Almere zelf te resocialiseren, alwaar ook het slachtoffer woonachtig is.
Gelet op de aard en ernst van het indexdelict die meebrengen dat het voorkomen van een confrontatie met het slachtoffer vooralsnog aangewezen lijkt, is het belang van het slachtoffer een van de in de afweging te betrekken belangen bij de beslissing
vanuit welke inrichting klager zijn verloven het best kan benutten. Ten aanzien van klager acht de beroepscommissie hierbij van belang dat klager het delict waarvoor hij is veroordeeld blijft ontkennen. De beroepscommissie stelt vast dat het
slachtoffer-onderzoek niet kon worden afgerond. De pogingen die De Oostvaarderskliniek heeft ondernomen om klager vanuit de inrichting zijn verloven te laten praktiseren, zijn niet geslaagd. Hierdoor is er geen uitzicht op resocialisatie vanuit De
Oostvaarderskliniek. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de Staatssecretaris klager over te plaatsen naar een inrichting vanwaaruit resocialisatie wel mogelijk wordt geacht, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 december 2013
secretaris voorzitter