Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2196/TR en 13/2280/TB, 2 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2196/TR en 13/2280/TB

betreft: [klager] datum: 2 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissingen van 29 mei en 9 juli 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof ingetrokken en beslist klager over te plaatsen naar FPC De Kijvelanden.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek, en terbeschikkinggesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager heeft achtereenvolgens verbleven in de
Oostvaarderskliniek, de Van Mesdagkliniek, wederom de Oostvaarderskliniek, de Pompestichting en daarna vanaf 23 november 2009 in de Van Mesdagskliniek. De Staatssecretaris had machtiging verleend tot het verlenen van onbegeleid verlof. De
Staatssecretaris heeft deze machtiging op 29 mei 2013 ingetrokken. De Staatssecretaris heeft op 9 juli 2013 beslist klager te plaatsen in FPC De Kijvelanden. Deze overplaatsing is op 23 juli 2013 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Ten onrechte wordt op een negatieve wijze teruggegrepen naar gebeurtenissen uit het verleden. De begeleide en onbegeleide verloven verliepen goed. Klager heeft veel tijd en energie gestoken in
zijn familie en kinderen, vrijwilligerswerk, scholing en gaf namens Delinquentie en Samenleving voorlichting op scholen. Hij bouwde een eigen sociaal netwerk op in Groningen en ging een relatie aan. Hij hield zich aan de gemaakte afspraken. Op 20 juni
2012 zag klager zich geconfronteerd met een positieve urinecontrole. Hij ontkent ten stelligste middelen te hebben gebruikt. Het betrof slechts twee urine-uitslagen in een tijdsbestek van 31 uur. Klager heeft zelf om een tweede urinecontrole verzocht.
Klager en de sociotherapeuten hebben een aantal scenario’s besproken. Het verlof is nadien weer opgestart. Het casinobezoek dat hem wordt verweten betrof een amusementshal in Groningen. Nu zulks niet onder één van zijn aandachtspunten en risicofactoren
viel heeft klager dit niet opzettelijk verzwegen, maar hieraan niet uitdrukkelijk aandacht besteed in zijn weekgesprekken. Op 27 september 2012 werd klager wederom met een positieve urinecontrole geconfronteerd. Het betreft een vals-positieve uitslag.
Dit wordt bevestigd door het haaronderzoek. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van frequent cocaïnegebruik. Er is onmiskenbaar sprake geweest van een periode van enige strijd, maar niet met alle leden van het behandelteam. Het vertrouwen is hierdoor
beschadigd, maar er is altijd een vorm van samenwerking in stand gebleven, ook al waren de inrichting en klager het niet altijd met elkaar eens. Klager heeft inmiddels ruim 700 verloven genoten, die goed zijn verlopen. Toch stelt de de inrichting dat
klager niet goed met vrijheden zou kunnen omgaan. Klager betwist dat hij zich onbetrouwbaar heeft opgesteld.
Klager stelt dat de werkverhouding in de inrichting niet onhoudbaar is. Er is nog een aantal mensen met wie hij goed kan omgaan en van wie hij veel steun heeft ondervonden. In FPC De Kijvelanden heeft hij niemand en zit hij de hele dag binnen. In FPC
Van Mesdag had hij buiten de inrichting werk als schoonmaker voor 40 uur per week. De beslissing tot overplaatsing heeft ingrijpende gevolgen gehad voor klager. Er is geen vooruitgang meer. Er is nog geen behandelplan opgesteld. De Kijvelanden wil meer
tijd uittrekken voor een verlofaanvraag. Dit alles werkt in het nadeel van klager. Klager wil terug naar FPC Van Mesdag en denkt het vertrouwen weer te kunnen herstellen. Het was zijn bedoeling door het indienen van de klachten enkel een signaal af te
geven.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. FPC Van Mesdag heeft in zijn overplaatsingsverzoek van 2 juli 2013 gesteld dat de behandelrelatie met klager dusdanig was verstoord, dat verdere behandeling
niet
langer wenselijk is. Vanwege deze verstoorde behandelrelatie is besloten klager aan te melden voor overplaatsing naar een andere kliniek alwaar een nieuw behandeltraject vormgegeven kan worden. Klager voelt zich onheus bejegend en heeft een klacht
ingediend bij het medisch tuchtcollege tegen de directeur behandelzaken, de eerste geneeskundige en de behandelcoördinator van de resocialisatie-afdeling. Tevens heeft klager verscheidene beklagzaken lopen. Hij heeft aangegeven geen vertrouwen meer te
hebben in de betrokken medewerkers. Daarmee is er geen basis meer voor behandeling in FPC Van Mesdag. Vanwege de vertrouwensbreuk heeft de inrichting tevens verzocht om intrekking van de verlofmachtiging. Er is discussie ontstaan over de uitkomst van
de
urinecontroles. Daarnaast heeft klager tijdens verlof een aantal keren een casino bezocht zonder dit kenbaar te maken aan het behandelteam. Het verlenen van verlof is onder deze omstandigheden risicovol. De verlofmachtiging zou op 31 juli 2013 zijn
verlopen. Gelet op de gebeurtenissen zou niet te verwachten zijn dat de inrichting zou hebben verzocht om verlenging van de machtiging. De overplaatsing is bedoeld om de behandeling weer vlot te trekken. Een terugplaatsing zou in dit geval niet veel
opleveren.

4. De beoordeling
Vanwege de onderlinge samenhang zal de beroepscommissie het beroep tegen de beslissing tot intrekking van de verlofmachtiging en het beroep tegen de beslissing tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden gevoegd beoordelen.

Op grond van artikel 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging bij overtreding van de verlofvoorwaarden intrekken. Bij de overplaatsing van terbeschikkinggestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid,
van
de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Vast is komen te staan dat in de behandelrelatie tussen klager en de inrichting, doordat klager een aantal malen positief heeft gescoord bij een urinecontrole en bezoek heeft gebracht aan een casino of amusementshal zonder dit te melden aan de
behandelaars een zodanige vertrouwensbreuk is ontstaan dat geen basis meer bestaat voor voortzetting van de behandeling in de inrichting. Wat er ook zij van de uitkomst van de uitgevoerde haaronderzoeken, in het geheel van deze gebeurtenissen heeft de
Staatssecretaris in redelijkheid kunnen oordelen dat een voortgezette behandeling van klager in FPC Van Mesdag niet wenselijk is.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing tot intrekking van de verlofmachtiging en de beslissing klager over te plaatsen naar FPK De Kijvelanden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven