nummer: 13/3155/GA
betreft: [klager] datum: 28 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H.H. Meulemeesters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2013, gehouden in de p.i. Nieuwegein, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein, [...], gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel en intrekking van het eerstvolgende verlof, wegens een positieve score op cannabinoïden bij een urinecontrole.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft de schriftelijke mededeling nooit ontvangen en wist daarom niet dat hij om schorsing kon vragen. Klager
verzoekt om twee personeelsleden te laten getuigen die zijn lezing kunnen bevestigen dat twee getekende beschikkingen nog in de administratie aanwezig waren. Dat de directeur vlak voor de zitting van de beroepscommissie ineens het standpunt inneemt dat
de schriftelijke mededeling inderdaad niet aan klager is uitgereikt, mag volgens klager niet zonder rechtsgevolgen blijven nu dit in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Klager heeft overleg gehad met het afdelingshoofd, de heer S., en
desondanks heeft de directeur in eerste instantie het standpunt ingenomen dat de mededeling wel was uitgereikt. De beklagrechter heeft het beklag zonder zitting afgedaan en het standpunt van de directeur klakkeloos overgenomen. De directeur heeft
klager
nooit een schikkingsvoorstel gedaan. Bovendien heeft klager aan een extra bezoek, zoals ter zitting van de beroepscommissie door de directeur wordt voorgesteld, niet veel, aangezien hij maar één keer per drie of vier maanden bezoek ontvangt. Klager
verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur was er eerder van overtuigd dat de schriftelijke mededeling aan klager was uitgereikt. Uit nader en later
onderzoek bleek echter dat er een fout is gemaakt. Bij de administratie bleken nog twee getekende beschikkingen in een map te zitten, waarvan er één bestemd was voor klager. De directeur betreurt het zeer dat bij de beklagrechter en in eerste instantie
in beroep het standpunt is ingenomen dat de schriftelijke mededeling wel aan klager is uitgereikt. Klager was er van op de hoogte dat aan hem een disciplinaire straf zou worden opgelegd, nu hij voordat de straf werd opgelegd, is gehoord. Ook was hij er
van op de hoogte dat hij om schorsing kon verzoeken en beroep kon indienen, nu hij eerder disciplinair is gestraft. De beklag- en beroepsprocedure is bovendien beschreven onder 12.1. van de huisregels van de p.i. Nieuwegein. Verwacht mag worden dat
klager op de hoogte is van de huisregels.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 58, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 57, eerste lid, onder j, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde (aan wie een disciplinaire straf wordt opgelegd) onverwijld een schriftelijke mededeling van de beslissing tot
oplegging van de disciplinaire straf.
De directeur heeft in beklag aangevoerd dat de schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt. Nadat de voorzitter van de beroepscommissie de directeur voorafgaand aan de zitting heeft verzocht de gevraagde twee getuigen mee te nemen dan wel deze
een
schriftelijke verklaring te laten opstellen met een reactie op de stellingen van klager, heeft de directeur nader onderzoek verricht en heeft zij erkend dat de beschikking waarschijnlijk niet aan klager is uitgereikt. Naar het oordeel van de
beroepscommissie staat daarmee in voldoende mate vast dat de schriftelijke mededeling niet onverwijld aan klager is uitgereikt. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 12,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 12,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 november 2013
secretaris voorzitter