Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2432/GA, 22 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2432/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
en tegen de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming ter zake de gegrondverklaring van één van de klachten,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2013, gehouden in de locatie Hoogvliet, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.H. Westendorp, en , namens de directeur van de locatie Zoetermeer, [...], juridisch medewerker bij de
locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen wegens het vermoeden van inslikken van contrabande;
b. het moeten luchten in een luchtkooi, terwijl er een verbouwing plaatsvond waardoor er sprake was van stof- en geluidsoverlast.
c. het tijdens het verblijf in de afzonderingscel niet mogen bellen met zijn raadsman;
d. de verzorging in de afzonderingscel, waardoor aan klager feitelijk geen dagprogramma aangeboden werd en hij 19 uren aaneengesloten in de afzonderingscel verbleef;
e. het niet (steeds) controleren van klagers ontlasting, waardoor de afzonderingsmaatregel langer heeft geduurd dan strikt noodzakelijk was;
f. het door de inrichtingswinkel niet verstrekken van een deugdelijke haarborstel, terwijl klager daarvoor wel het volle aankoopbedrag heeft moeten betalen.

De beklagcommissie heeft de onderdelen a tot en met e van het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel f van het beklag; een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft voorts aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 70,= naar aanleiding van de gegrondverklaring van een onderdeel van het beklag met betrekking tot een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere
verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens betrokkenheid van het plaatsen van denigrerende en beledigende teksten op de zitbanken en toiletten van de werkzaal.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager heeft in het beroepschrift al een uitvoerige toelichting op zijn standpunt gegeven. Een deel van de klachten houdt verband met klagers plaatsing in een afzonderingscel met cameratoezicht. In klagers ogen was er geen reden voor cameratoezicht.
Het
betreffende personeelslid had al vaker problemen met gedetineerden. Volgens haar zou klager verdacht snel naar de visitatie zijn gelopen. Dat cameratoezicht heeft geen nut nu er geen beelden zijn opgenomen en bewaard. Reden voor toepassing van de
ordemaatregel was de verdenking dat hij contrabande had ingeslikt. Uiteindelijk bleek dat klager schoon was. Daarom was er dan ook onvoldoende aanleiding hem in afzondering te plaatsen.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager verbleef in de afzonderingscel toen er sprake was van een verbouwing in de inrichting. Door de verbouwing was er sprake van geluidsoverlast op de afzonderingsafdeling. Omdat klager cameratoezicht had, kon hij niet worden overgeplaatst was de
stelling. Andere daar verblijvende gedetineerden zijn toen wel naar andere cellen verplaatst.
Ten aanzien van onderdeel c:
Klager heeft aan het personeel gevraagd of hij zijn advocaat mocht bellen. Dat werd niet toegestaan omdat hij daarvoor al gebruik had gemaakt van zijn wekelijkse telefoontijd. Er was voor klager een noodzaak om zijn advocaat te spreken, dit in verband
met het aantekenen van cassatie in klagers strafzaak.
Ten aanzien van onderdeel d:
Klager stelt dat hem het hele dagprogramma in de ochtend werd aangeboden. Daardoor zat hij onnodig lang zonder programma in de afzonderingscel.
Ten aanzien van onderdeel e:
Klagers stelling is dat zijn ontlasting niet dagelijks werd gecontroleerd maar slechts zo nu en dan. Daardoor werd zijn verblijf in de afzonderingscel onnodig verlengd.
Ten aanzien van onderdeel f:
De klacht met betrekking tot de haarborstel betrof de communicatie met de inrichtingswinkelier. Klager kreeg geen contact met de winkelier over zijn klacht. Uiteindelijk is hem een goede haarborstel verstrekt.
Ten aanzien de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming:
Klager is het niet eens met de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming, klagers werkelijke schade was veel hoger.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Het cameratoezicht wordt alleen gebruikt voor direct toezicht, de camerabeelden worden bekeken in de centrale post. De beelden worden verder niet opgeslagen. De directeur heeft een uitdraai gemaakt van de logboeken van de afzonderingsafdeling. Daarin
worden de tijden en verzorgingsmomenten door het personeel bijgehouden. De aanleiding voor klagers plaatsing was dat geconstateerd werd dat klager iets leek in te slikken. De standaardprocedure is dat in een dergelijk geval direct de teamleider
beveiliging wordt gebeld. Er zijn geen camerabeelden van het betreffende moment waarop de verdenking rees dat klager iets had ingeslikt. Er ontstond bij het betreffende personeelslid een vermoeden dat klager iets kon hebben ingeslikt. Klager is
overigens een maand later andermaal betrapt op innemen van contrabande.
Ten aanzien van onderdeel b:
De andere gedetineerden op de afzonderingsafdeling hadden geen cameratoezicht en verbleven daar niet voor hun eigen veiligheid. Klager dus wel. Om die reden was het toen, ondanks enige overlast door een verbouwing, niet mogelijk om hem naar een andere
verblijfsruimte over te plaatsen.
Ten aanzien van onderdeel c:
Namens de directeur wordt verwezen naar het logboek. Klager had die dag al gebruik gemaakt van zijn mogelijkheid om te bellen. Niet duidelijk is wat de reden was waarom klager niet met zijn advocaat heeft mogen bellen. Uit het logboek blijkt overigens
niet dat klager daar toen daadwerkelijk heeft verzocht om met zijn advocaat te mogen bellen.
Ten aanzien van onderdeel d:
Namens de directeur wordt wederom naar het logboek verwezen. Klager verbleef toen als enige op de afzonderingsafdeling. Als het daar niet druk is worden de gedetineerden in een dergelijk geval eerder ingesloten.
Ten aanzien van onderdeel e:
Namens de directeur wordt andermaal verwezen naar het betreffende logboek. Daarin staat vermeld wanneer klager ontlasting heeft geproduceerd. De ontlasting wordt standaard gecontroleerd.
Ten aanzien van onderdeel f:
Op verzoek van klager heeft een personeelslid met de inrichtingswinkelier gesproken over de betreffende borstel. De winkelier heeft toen aangegeven dat er niet geruild kon worden. Dat klager later wel die borstel heeft kunnen ruilen is voor de
directeur
een nieuw gegeven.
Ten aanzien van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming:
Volgens de inrichting heeft de beklagcommissie een hogere tegemoetkoming toegekend dan de beroepscommissie in dit soort gevallen toekent. Dit beroep zou ongegrond moeten worden verklaard.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag:
Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag naar voren is gebracht, kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien van
deze onderdelen ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Uit de inlichtingen van de directeur wordt aannemelijk dat verzoeker op de gestelde datum tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel niet heeft verzocht om met zijn raadsman te mogen bellen. Nu het doen van een dergelijk verzoek niet aannemelijk
wordt
geacht, is er geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom in zoverre worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in dit
onderdeel van het beklag.

Ten aanzien van de onderdelen d en e van het beklag:
De inlichtingen van de directeur, waaronder het namens de directeur ter inzage gegeven logboek van klagers verblijf op de afzonderingsafdeling, maken onvoldoende aannemelijk dat klagers verklaring, te weten dat hij dagelijks 19 uren aaneengesloten in
de
afzonderingscel heeft moeten verblijven en dat zijn ontlasting niet steeds is gecontroleerd, onjuist zouden zijn. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat klager enerzijds tijdens het verblijf in de afzonderingscel onvoldoende zorg heeft ontvangen en
anderzijds dat dit verblijf, door onvoldoende controle van klagers ontlasting, langer heeft geduurd dan strikt noodzakelijk. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur om klager gedurende zeven dagen in afzondering te houden
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk moet worden geacht voor zover die ordemaatregel langer heeft geduurd dan drie dagen. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom in zoverre worden vernietigd en het beklag
zal alsnog gegrond worden verklaard voor zover de afzonderingsmaatregel langer dan drie dagen heeft geduurd.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 40,=.

Ten aanzien van onderdeel f van het beklag:
Nu de klacht zich met name richt op de communicatie met de inrichtingswinkelier en de klacht overigens inmiddels is opgelost, heeft klager geen belang bij de behandeling van deze klacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een
ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Ten aanzien van de beslissing van de beklagcommissie om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 70,= overweegt de beroepscommissie dat zij kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Ook dit onderdeel van het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanziens van de onderdelen a, b en f van het beklag en het beroep tegen de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in
zoverre.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel c van het beklag en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de onderdelen d en e van het beklag, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart deze onderdelen van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van die gegrondverklaringen een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven