Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4008/STA, 6 december 2013, schorsing
Uitspraakdatum:06-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4008/STA

betreft: [klager] datum: 6 december 2013

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C. Lammers, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 2 december 2013, inhoudende het
toepassen van een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, onder b, Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 december 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 5 december 2013.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
De tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing dient onverwijld te worden geschorst totdat de beklagcommissie op het beklag heeft beslist. Al zeker vijf jaren is geen sprake meer van paranoïde toestandsbeelden. Verzoeker herkent zich niet in het
geschetse beeld dat hij geleidelijk zou decompenseren, wantrouwend en cynisch is en conflicten met medepatiënten zou hebben. Tijdens diverse therapieën is hem een overlegstructuur aangeleerd. Verzoeker past dit toe om tot afspraken te komen, maar men
gaat het overleg met verzoeker uit de weg en meent met een dictaat te kunnen volstaan. Verzoeker is daardoor tot op het bot gefrustreerd geraakt, maar het geniet nog steeds zijn voorkeur om in overleg dan wel via bemiddeling uit het thans gerezen
conflict te komen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Bij verzoeker is sprake van meervoudige psychiatrische problematiek. In het verleden heeft deze problematiek geleid tot het plegen van diverse ernstige delicten en tot het veroorzaken van forse agressieve incidenten tijdens verschillende opnames. Vóór
verzoekers opname in de inrichting in juli 2009 was hij gedetineerd vanwege een gijzeling in FPC De Kijvelanden. Verzoeker is vanwege het hoge risico op ernstig acting-out gedrag toen geplaatst op een afdeling voor intensieve zorg. Kort na zijn opname
heeft hij brand gesticht en vernielingen in zijn verblijf aangericht, op grond waarvan hij is gesepareerd. Daarna heeft hij zeer ongewenst gedrag laten zien, was hij volledig uit contact, erg achterdochtig en was er geen samenwerking mogelijk. Na een
aantal weken zocht hij toch samenwerking en is hij op vrijwillige basis ingesteld op een Cisordinoldepot. In mei 2013 is de medicatie op verzoek van verzoeker vanwege inactiviteit en fors overgewicht afgebouwd en is gestart met
Abilify in een maximale dosering van 25 mg. Geleidelijk aan bleek verzoekers toestandsbeeld te verslechteren. Verzoeker werd meer achterdochtig, ontwikkelde betrekkingsideeën, werd angstig en zocht in toenemende mate conflicten met medepatiënten op.
Daarnaast is sprake van een toename van gebruik van softdrugs om de spanningen te reduceren wat een luxerende werking heeft op het psychotisch decompenseren. Op 21 oktober 2013 is verzoeker vanwege dreigend gedrag naar medepatiënten gesepareerd. In
gesprek met verzoeker erkende hij dat hij zich meer geladen voelde en dat hij weet dat dit een voorteken is van een psychotische episode. Hij toonde zich aanvankelijk bereid te starten met Clozapine in combinatie met Abilify. Vanwege bijwerkingen is
hij
met Clozapine gestopt.
In de daarop volgende periode glijdt verzoeker steeds verder af. Hij is onvoldoende in contact met het behandelteam, waardoor risico’s op gevaar voor zijn omgeving moeilijk zijn in te schatten. Tevens geraakt hij steeds meer in conflict met
medepatiënten, hetgeen spanning verhogend werkt op de afdeling. In het weekend van 30 november en 1 december 2013 onttrekt verzoeker zich aan het toezicht van de sociotherapeuten. Bij terugkeer op de afdeling maakt hij een chaotische indruk en spreekt
hij onsamenhangend. Hij beschuldigt de sociotherapie van discriminatie en heeft het gevoel dat iedereen tegen hem is. Verzoeker is daarin niet te sturen en wordt daarom op 2 december 2013 gesepareerd.
Verzoeker laat een beeld zien van geleidelijk decompenseren, waarbij hij uit de samenwerking gaat, wantrouwend en chaotisch wordt en conflicten met medepatiënten krijgt. Bekend is dat verzoeker in vergelijkbare toestand in het verleden tot ernstige
agressie is gekomen. Bij verdere decompensatie valt een herhaling van geweld te verwachten. Vanwege adequate instelling op antipsychotische medicatie heeft hij lange tijd geen incidenten veroorzaakt. De huidige medicatie Abilify is onvoldoende werkzaam
gebleken. De behandelend psychiater is van oordeel dat van een behandeling met Clozapine of Cisordinol het meest effectieve behandelresultaat kan worden verwacht, maar verzoeker is niet bereid deze medicatie te gebruiken. Verzoeker vormt een gevaar
voor
anderen en mogelijk zichzelf, gezien zijn voorgeschiedenis met agressieve incidenten en impulsief gedrag, waaronder gijzeling en brandstichting. Om dit gevaar af wenden acht het behandelteam een medicamenteuze behandeling volstrekt noodzakelijk. Nu
verzoeker daaraan niet wil meewerken, blijft er geen andere mogelijkheid over om het gevaar af te wenden dan het starten van een dwangbehandeling met medicatie. In afwachting van de uitspraak op het schorsingsverzoek wordt vooralsnog niet gestart met
het dwangtraject.

2. De beoordeling
Op grond van artikel 16b, onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die doorgaans de behandelend psychiater zal zijn, volstrekt noodzakelijk
is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden.
Vast staat dat de bestreden beslissing is genomen door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting Van R. In de reactie op het schorsingsverzoek is duidelijk beschreven dat en waarom naar het oordeel van de behandelend psychiater B. het starten van
een
b-dwangbehandeling noodzakelijk is om acuut dreigend gevaar vanuit verzoekers stoornis voor zijn omgeving en mogelijk verzoeker zelf af te wenden en er geen andere alternatieven zijn. De voorzitter begrijpt dat medicamenteuze behandeling in het
behandelingsplan is opgenomen en dat verzoeker daaraan deels meewerkt voor zover het Abilify betreft en niet wil meewerken voor zover het de voor hem adequate(re) medicatie Clozapine of Cisordinol betreft. Onduidelijk is of de b-dwangbehandeling met
Clozapine of Cisordinol reeds in het behandelingsplan is opgenomen. De voorzitter gaat er van uit dat aan het behandelingsplan een bijlage wordt gehecht over de noodzakelijk geachte b-dwangbehandeling tot het moment dat het behandelingsplan zelf
daadwerkelijk in dat opzicht is gewijzigd. Bij deze stand van zaken voldoet de beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zijn er geen redenen voor schorsing van de tenuitvoerlegging
van de bestreden beslissing.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven