nummer: 13/2248/TA
betreft: [klager] datum: 2 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.F.M. den Hollander, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2013 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.C. van Paridon, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...].
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het te laat dan wel niet ontvangen van post afkomstig van klagers advocaat;
b. het uitblijven van de feitelijke behandeling van klager;
c. het toedienen van medicatie via verzorgingsproducten, ventilatieroosters en het eten;
d. het verstrekken van placebo’s aan klager in plaats van Ritalin;
e. het niet verstrekken van pijnmedicatie voor reuma.
De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in de beklagonderdelen b, c, d en e op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft de post van zijn advocaat van 6 en 22 maart 2013 niet ontvangen. De inrichting heeft aan klager medegedeeld dat de post niet aan
hem zal worden uitgereikt. Klager meent dat hierdoor zijn recht op onbelemmerde correspondentie met zijn advocaat is geschonden. Het moet voor rekening en risico van de inrichting komen dat in de inrichting de post niet wordt geregistreerd. Het kan
geen
toeval meer zijn dat op verschillende data de post niet aankomt.
De feitelijke behandeling van klager is nog immer niet van de grond gekomen, ondanks het feit dat klager al een jaar in de inrichting verblijft. Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in dit onderdeel van de klacht, nu klager
geen enkele zorg wordt verleend. Hij wordt slechts opgesloten.
Klager krijgt zijn medicatie toegediend via zijn etenswaren, verzorgingsproducten zoals tandpasta en door zijn ventilatieroosters. Ook krijgt hij via de afvoer en het ventilatierooster een gas toegediend dat gebruikt wordt voor hypnose. Klager kan dit
aantonen met behulp van diverse papieren en stukken textiel waarin de medicatie is opgevangen. Klager verzoekt deze stukken, die hij ter zitting van de beroepscommissie heeft overgelegd, te laten onderzoeken door het NFI. Om deze discussie nu eindelijk
te laten rusten is het van groot belang dat dit onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt.
Klager ontvangt geen Ritalin, maar enkel placebo’s. Klager kan zich amper op een normale manier door de dag heen slaan. Hij is de gehele dag onrustig. Klager krijgt zware mentale problemen zonder Ritalin. Dit heeft gevolgen voor zijn contacten en de
tbs-behandeling.
Klager krijgt geen pijnmedicatie voor reuma. Hij ondergaat hierdoor helse pijnen. Dit heeft invloed op zijn humeur en belemmert zijn intermenselijke contacten en tbs-behandeling. De inrichting voldoet niet aan zijn zorgplicht. Klager kan door middel
van
een aantal foto’s aantonen dat zijn fysieke toestand hierdoor lijdt.
Klager weigert mee te werken aan de behandeling. Hij wil naar het PBC. De inrichting wil hem nu onder dwang medicatie toedienen. Klager ontkent echter wanen te hebben. Klager had een persoonlijkheidstoornis en sinds zijn plaatsing in de Pompestichting
zou hij wanen hebben. De inrichting heeft de verplichting om alles uit te sluiten, bijvoorbeeld door onderzoek te doen.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De vermiste post is nimmer aangekomen. Klager krijgt medicatie voor ADHD en rugklachten. De inrichting heeft hem nimmer placebo’s
verstrekt. Er is inmiddels een behandelplan opgesteld, maar de wanen van klager treden zo op de voorgrond dat een a-dwangbehandeling inmiddels is ingezet. Voor een periode van zes weken zal worden bekeken wat het effect daarvan is. De inrichting wil
niet meegaan in de wanen van klager. Als een onderzoek geen bevestiging oplevert voor klagers wanen zal hij een ander onderzoek willen.
3. De beoordeling
a.
Niet aannemelijk is geworden dat door de inrichting post van de advocaat is achtergehouden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
b t/m e.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met, voor zover het betreft de klacht onder a, verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 december 2013
secretaris voorzitter