nummer: 13/2775/GA
betreft: [klager] datum: 2 december 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.B.M.A. Engelen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuid in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. S.B.M.A. Engelen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers tweede verzoek tot algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager lost maandelijks af en heeft al een substantieel deel van de vordering afgelost.
De vordering tot het toepassen van lijfsdwang heeft geen kans van slagen en het Openbaar Ministerie (OM) kan in deze vordering niet worden ontvangen nu er sprake is van betaling op een openstaande ontnemingsvordering. Verwezen wordt naar artikel 577c
van het Wetboek van Strafvordering, commentaar bij dit artikel, de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie. Er is geen juridische grondslag meer die een vordering tot lijfsdwang zou rechtvaardigen.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat er ten tijde van de afwijzing van verlof geen betalingsregeling was overeengekomen voor de ontnemingsmaatregel. Hierdoor kon de oorspronkelijke ontslagdatum
nog verschuiven.
3. De beoordeling
Klager is op 23 augustus 2013 in vrijheid gesteld.
Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu de noodzaak van mondelinge toelichting niet is gebleken. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het
beroep te beslissen.
In artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat een gedetineerde in aanmerking komt voor algemeen verlof, wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een
vrijheidsstraf en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. De directeur heeft aangegeven dat de einddatum van klagers detentie onbekend was, nu aan klager een ontnemingsmaatregel is opgelegd, waaruit lijfsdwang
zou
kunnen voortvloeien. De beroepscommissie overweegt dat artikel 14 van de Regeling spreekt over een opgelegde straf en een strafrestant. De ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht is evenwel
geen
straf, maar een maatregel. Volgens het tiende lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht geldt dit ook ten aanzien van lijfsdwang. In het tweede lid van artikel 14 van de Regeling, is opgesomd hetgeen bij het bepalen van het strafrestant wordt
meegeteld. Lijfsdwang wordt daarin niet genoemd. Nu een eventuele lijfsdwang niet kan worden meegerekend bij het strafrestant kon het verlofverzoek niet op deze grond worden afgewezen. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak
van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. De
beroepscommissie bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=
.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M. van Aalst, secretaris, op 2 december 2013
secretaris voorzitter