nummer: 13/2388/GA
betreft: [klager] datum: 28 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. van Bel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2013, gehouden in de p.i. Nieuwegein, is mevrouw F. Leeman, plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein, gehoord. Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 11 november
2013, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord. Klagers raadsman, mr. W.J. van Bel, is niet ter zitting verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager, zijn raadsman en de directeur is verzonden. Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld hier binnen zeven dagen op te reageren.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft weliswaar bijgedragen aan gedragingen die in strijd zijn met de orde, rust en veiligheid op de
afdeling, maar hij kon in de gegeven situatie niet anders. De beklagrechter heeft in zijn uitspraak geen aandacht besteed aan klagers stelling dat hij zonder reden (verlies van een kaartspel) werd aangevallen en dat hij zich hiertegen heeft moeten
verdedigen. Hij heeft niet de keuze of de tijd gehad zich van het voorval te distantiëren. Uit het schriftelijk verslag van 10 april 2013 blijkt dat de medegedetineerde, de heer H., het initiatief nam en op klager afvloog. Dit bevestigt klagers
verhaal.
Tevens is de schriftelijke mededeling niet onverwijld aan klager uitgereikt. Op de schriftelijke mededeling staat weliswaar dat deze is uitgereikt door de heer S., maar deze uitreiking heeft nooit plaatsgevonden. Klager heeft bij de beklagrechter een
stuk overgelegd waaruit blijkt dat hem eerst op 22 april 2013 een kopie van de beslissing is overhandigd. Klager kreeg deze kopie aangezien de heer S. zelf aan klager heeft medegedeeld dat de beslissing inderdaad niet is uitgereikt en nog in het
kantoor
lag. Indien de beroepscommissie klagers stelling niet aannemelijk acht, verzoekt klager de heer S. als getuige te horen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is disciplinair gestraft, omdat hij een aandeel heeft gehad in het handgemeen. Klager heeft zich niet enkel
verdedigd,
maar heeft zelf ook rake klappen uitgedeeld. Dit gebeurde over en weer. Dit staat niet op papier, maar is gebleken uit hetgeen mondeling door de medewerkers op de vloer is verklaard. Na een incident wordt bijna altijd nog wel even navraag gedaan bij de
medewerkers. Hoewel klager niet het initiatief nam, heeft hij wel geweld gebruikt. Hij had zich kunnen distantiëren. Er was personeel en er waren andere gedetineerden aanwezig.
3. De beoordeling
Aan klager is met ingang van 10 april 2013 een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde. In het schriftelijke verslag van het
incident is vermeld dat een woordenwisseling ontstond tussen gedetineerde H. en klager. Na de woordenwisseling ontstond een handgemeen waarbij enkele rake klappen vielen. Gedetineerde H. nam het initiatief en vloog op klager af. Verschillende
gedetineerden probeerden de partijen uit elkaar te halen, hierbij werd de opsteller van het schriftelijke verslag op haar hoofd geraakt.
Gelet op de beschrijving van het handgemeen als vermeld in het schriftelijke verslag is aannemelijk dat klager daadwerkelijk heeft gehandeld uit zelfverdediging. Nu daardoor niet is gebleken dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het
begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager disciplinair te straffen als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal reeds
hierom gegrond worden verklaard zodat kan worden voorbijgegaan aan hetgeen overigens namens klager is aangevoerd. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 75,= worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 november 2013
secretaris voorzitter