Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2163/GA, 28 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2163/GA

betreft: [klager] datum: 28 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2013, gehouden in de p.i. Nieuwegein, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein, [...], gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was
opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Klagers raadsvrouw is evenmin ter zitting verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur is verzonden. Klagers raadsvrouw heeft hier bij brief van 20 november 2013 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan de directeur
verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf tot betaling van een geldboete van € 30,40 omdat klager geen medewerking heeft verleend aan het transport naar het ziekenhuis.

De beklagrechter heeft het beklag materieel ongegrond verklaard, formeel gegrond verklaard, de beslissing van de directeur vernietigd en bepaald dat aan klager een disciplinaire straf tot betaling van een geldboete van € 30,40 wordt opgelegd, te
vervangen door opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van vier dagen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 12 maart 2013 had klager een afspraak in het ziekenhuis. Hij werd om die reden extra vroeg, om 6.30 uur, gewekt.
Uiteindelijk
kwam de oproep voor het transport pas om 10.00 uur. Klager is naar de BAD-afdeling gegaan. Daar aangekomen bleek dat het nog een half uur zou duren voordat hij daadwerkelijk op transport zou gaan. Aangezien klager in verband met de operatie nuchter
moest zijn en hij ruim twaalf uur niet had gegeten, voelde hij zich niet lekker. Hij heeft bij de BAD-afdeling aangegeven dat hij om die reden zou wachten in zijn eigen cel. Als het transport klaar zou zijn, zou hij binnen enkele minuten beneden zijn.
Hij kreeg hierop geen reactie van het personeel. Klager heeft nooit gezegd niet mee te willen werken aan het transport. Hij wilde graag naar het ziekenhuis en heeft veel moeite gedaan de afspraak te regelen. Hij is niet op de consequenties gewezen toen
hij terugkeerde naar de afdeling. Als dit wel was gedaan, was hij uiteraard blijven wachten. Er is geen sprake van een weigering tot medewerking aan het transport. De beklagrechter heeft verzuimd aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daartoe
wordt verwezen naar de uitspraak van de beroepscommissie 08/1592/GA van 30 september 2008. In reactie op het verslag van het verhandelde ter zitting is namens klager – zakelijk weergegeven – tevens aangevoerd dat klager stelt getekend te hebben voor
het
transport. Nergens blijkt uit dat het personeel zijn best zou hebben gedaan klager op de juiste plek te krijgen. Uit het rapport blijkt dat men klager niet heeft tegenhouden toen hij terugging naar de afdeling. In het verslag wordt gesproken over het
model weigeringsformulier en een bedrag van € 22,50. Deze stukken bevinden zich niet in het dossier. Klager verzoekt om retournering van het bedrag van € 30,40.

Door de directeur is – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard. De directeur had het vervoer voor klager al bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) gereserveerd en heeft in verband hiermee kosten gemaakt. Die kosten moeten aan DV&O worden
voldaan, ook al is het transport niet doorgegaan. De directeur schat dat dit ongeveer € 150,= was. In de huisregels staat dat bij afzeggingen van het vervoer zonder geldige reden, de kosten op de gedetineerde verhaald zullen worden. Aan klager is
daarom
de maximale geldboete ter hoogte van tweemaal het weekloon – in totaal € 30,40 – opgelegd. Ook wijst de medische dienst de gedetineerde er altijd nog op dat indien het vervoer wordt gereserveerd, hij wel moet gaan. De directeur kan zich voorstellen dat
klager – die voor zijn operatie nuchter moest zijn – zich vervelend heeft gevoeld, maar hij heeft er zelf voor gekozen niet te gaan. Het personeel heeft echt zijn best gedaan klager op de juiste plek te krijgen. De directeur heeft geen ondertekende
transportverklaring van klager. Ze weet dus niet of klager heeft getekend voor het transport, maar ze neemt aan van niet. Ook is er geen getekende verklaring dat klager het transport weigert. Waar het bedrag van € 22,50 – dat op het model
weigeringsformulier staat vermeld – op gebaseerd is, weet de directeur niet.

3. De beoordeling
In de huisregels van de p.i. Nieuwegein is in paragraaf 4.2. ‘medische verzorging’ onder ‘ziekenhuisbezoek’ het volgende vermeld: “Als voor u een afspraak is gemaakt voor onderzoek of behandeling in een ziekenhuis, dient u mee te werken aan het vervoer
en het ziekenhuisbezoek. [...]. U tekent een transportverklaring (zie bijlage 2) waarin u erkent hiervan op de hoogte te zijn en waarin u toezegt mee te zullen werken aan het transport. De dag en het tijdstip van vervoer worden om veiligheidsredenen
niet vooraf aan u medegedeeld. Indien het transport naar het ziekenhuis gereed staat en u weigert mee te gaan, kunt u hiervoor disciplinair worden bestraft. Bij afzeggingen zonder geldige reden zullen de daaraan verbonden kosten op u worden verhaald.”

Uit de mededeling van 12 maart 2013 volgt dat klager omstreeks 10.10 uur naar het BAD is geroepen om op transport naar het ziekenhuis te gaan. Toen hij bij het BAD aankwam, weigerde hij te wachten in de wachtcel en is hij weer teruggegaan naar de
afdeling. Hij gaf te kennen dat hij niet wilde meewerken aan het ziekenhuistransport. In de mededeling is verder vermeld dat klager er zelf voor heeft gekozen terug te gaan naar de afdeling.

De beroepscommissie stelt vast dat, anders dan de beklagrechter heeft overwogen, niet gebleken is dat klager een transportverklaring heeft ondertekend. Gelet op hetgeen is vermeld in de schriftelijke mededeling acht de beroepscommissie echter voldoende
aannemelijk dat klager is teruggegaan naar de afdeling en heeft geweigerd mee te werken aan het ziekenhuistransport. In de huisregels van de p.i. Nieuwegein is vermeld dat een gedetineerde disciplinair kan worden gestraft indien hij weigert mee te gaan
met het transport en bij afzeggingen zonder geldige reden de aan het transport verbonden kosten op de gedetineerde zullen worden verhaald. In de transportverklaring – bijlage 2 van de huisregels van de p.i. Nieuwegein – is vermeld dat aan een
gedetineerde een boete ter hoogte van € 22,50 zal worden opgelegd indien hij weigert met een ziekenhuistransport mee te gaan. Gelet hierop is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager – in afwijking van de
huisregels – een boete van € 30,40 op te leggen, als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagrechter zal dan ook in zoverre worden vernietigd en de beroepscommissie zal bepalen dat aan klager in plaats van een
disciplinaire straf tot betaling van een geldboete ter hoogte van € 30,40, een geldboete ter hoogte van € 22,50 wordt opgelegd. Voor zover klager de in beklag opgelegde geldboete reeds heeft betaald, dient het verschil van € 7,90 aan hem te worden
terugbetaald. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en zij zal de uitspraak van de beklagrechter voor het overige bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover aan klager aan klager een disciplinaire straf tot betaling van een geldboete van € 30,40 is opgelegd en bepaalt dat aan klager een disciplinaire straf tot betaling van een
geldboete van € 22,50 wordt opgelegd, welke straf wordt vervangen door de opsluiting van klager in de eigen verblijfsruimte zonder televisie voor de duur van drie dagen ingeval klager nalaat deze geldboete te betalen. Zij bevestigt de uitspraak van de
beklagrechter voor het overige, voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven