Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2526/GA, 28 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2526/GA

betreft: [klager] datum: 28 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 29 juli 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, voor zover in beroep aan de orde, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2013, gehouden in de p.i. Nieuwegein, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein, [...], gehoord. Klager bevindt zich inmiddels in vrijheid. Hoewel hij op behoorlijke wijze was
opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van onder meer zeven dagen opsluiting in een strafcel en intrekking van het eerstvolgende verlof, omdat klager bij een urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 17,50 toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager scoorde herhaaldelijk positief op het gebruik van softdrugs. Op 10 december 2012 bleek uit een urinecontrole dat
klager
softdrugs had gebruikt, waarvoor hij is gesanctioneerd. Toen hij deze straf uitzat werd door het personeel een wietlucht geroken op klagers cel. Omdat straffen alleen kennelijk niet hielp, is de directeur met klager in gesprek gegaan. Dit gesprek heeft
ruim een half uur geduurd. Klager is een jonge jongen en de directeur denkt dat er veel winst te behalen valt indien hij stopt met blowen. Tijdens het gesprek heeft klager beloofd dat hij zal stoppen met blowen. De directeur heeft met hem afgesproken
dat maandelijks een urinecontrole zal worden afgenomen en dat hij de volgende keer bij een positieve urinecontrole in de strafcel zal worden geplaatst. Dit is ook vermeld in de schriftelijke mededeling van 24 december 2012. Op 9 januari 2013 scoorde
klager echter weer positief op het gebruik van softdrugs, waarop de directeur een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel aan hem heeft opgelegd. De directeur is van mening dat het Drugsontmoedigingsbeleid een richtlijn vormt en
dat hiervan mag worden afgeweken. De insteek is gedragsbeïnvloeding.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Aan klager is ter gelegenheid van een eerdere drugsgerelateerde overtreding bij wijze van laatste waarschuwing meegedeeld dat aan hem bij een volgende drugsgerelateerde overtreding een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel
wordt
opgelegd. Op 9 januari 2013 heeft klager wederom positief gescoord op het gebruik van softdrugs. De directeur heeft daarom op 16 januari 2013 aan klager een disciplinaire straf van onder meer zeven dagen opsluiting in een strafcel opgelegd.

In het Drugsontmoedigingsbeleid van 1 oktober 2008 (hierna het Drugsontmoedigingsbeleid) zijn de uitgangspunten en doelstellingen van het gevangeniswezen geformuleerd met betrekking tot drugs in penitentiaire inrichtingen. Door middel van controle en
sanctionering wordt onder meer het drugsgebruik ontmoedigd. In het Drugsontmoedigingsbeleid is een schema opgenomen met sancties in relatie tot gebruik van en handel in drugs. Hierbij wordt opgemerkt dat de directeur te allen tijde zijn
verantwoordelijk
behoudt anders te beslissen. Wel wordt de directeur geacht dat toe te lichten. Gezien het verhandelde ter zitting staat voldoende vast dat klager al langer softdrugs gebruikt en dat de eerder opgelegde straffen niet tot gedragsverandering hebben
geleid.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur de vrijheid toekwam een dergelijke disciplinaire straf op te leggen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur diens afwijking van het Drugsontmoedigingsbeleid ook voldoende
toegelicht. In het licht van het vorenstaande acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur niet onredelijk of onbillijk. Het beroep van de directeur zal gelet op het voorgaande gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal
worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven