Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3344/GV, 27 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3344/GV

betreft: [klager] datum: 27 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van/namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

Het beroep van 25 april 2013 is gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof bij beslissing van 23 april 2013 van de Staatssecretaris. Dit beroepschrift is destijds ten onrechte niet als zodanig aangemerkt, maar als gericht tegen
een beslissing van de directeur. Dit is rechtgezet bij uitspraak van de beroepscommissie van 3 oktober 2013 nummer 13/2220/GA.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. drs. K.C. van Hoogmoed om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het beklag is door de beklagcommissie terecht gegrond verklaard. De directeur heeft besloten om onjuiste informatie van derden te gebruiken in een advies over klager. De klacht richt zich niet tegen het
advies, maar tegen het gebruik van onjuiste, niet geverifieerde, informatie. Door de directeur is gesteld dat gehoord is dat klager zou hebben gezegd dat, indien hij met verlof zou mogen, hij niet zou terugkeren. Klager stelt dat hij die opmerking
nimmer heeft gemaakt. Klager is de Nederlandse taal niet machtig en heeft een dergelijke opmerking dus niet in de Nederlandse taal kunnen maken. De directeur stelt dat zijn advies is gebaseerd op feitelijkheden, maar verzuimt om deze feitelijkheden
nader te onderbouwen. Voor klager is het moeilijk om te begrijpen wat de juiste wijze is voor het indienen van een beklag of beroep. Hij heeft beklag willen indienen tegen de beslissing van de directeur alsmede tegen de beslissing van de
selectiefunctionaris. P.i.w.’ers hebben hem niet willen helpen en niet uitgelegd op welke wijze hij beklag dan wel beroep zou moeten instellen. Ten gevolge hiervan heeft hij geen beroep ingesteld tegen de beslissing van de selectiefunctionaris.
Verzocht
wordt om het beroep van de directeur ongegrond te verklaren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De verlofaanvraag is afgewezen met name omdat klager heeft aangegeven niet terug te zullen keren van verlof. Daarnaast had klager recent positief gescoord op druggebruik.
Bij uitreiking van de beslissing is aangegeven wat de reden was voor de afwijzing. Hij heeft geen actie ondernomen door beroep aan te tekenen. Deze mogelijkheid is hem door de p.i. meegedeeld en staat nadrukkelijk vermeld in de beslissing die hem is
uitgereikt. Klager stelt thans een en ander niet begrepen te hebben en wordt daarin gesteund door zijn advocaat. Contact is opgenomen met de p.i. Vanuit de p.i. is meegedeeld dat klager wel degelijk begrepen heeft waarom het verlof is afgewezen en ook
waar hij een eventueel beroep kon indienen. Klager is meerdere malen duidelijk gemaakt waar hij beroep kon indienen. Hij heeft dit niet gedaan en daarmee onvoldoende gebruik gemaakt van het hem geboden rechtsmiddel. Verzocht wordt om klager
niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. Subsidiair wordt verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De informatie van de p.i. is nogmaals nagetrokken en duidelijk gemaakt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag aangezien klager heeft aangegeven, indien hem verlof wordt verleend, niet terug te zullen keren naar de p.i. Voorts is sprake van een recente positieve
urinecontrole. Op bladzijde een van het advies vrijheden staat vermeld dat een probleem blijft dat klager geen Engels of Nederlands spreekt en dat er sprake is van een taalbarrière.
Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft positief geadviseerd ter zake van verlofverlening.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat onderhavige beroep enkel de beslissing van de Staatssecretaris van 23 april 2013 betreft om klagers verzoek om hem algemeen verlof toe te kennen af te wijzen. Voor zover het beroep een (vermeende) beslissing van de
directeur met betrekking tot verlofverlening zou betreffen, heeft de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, Pbw in de uitspraak nummer 13/2220/GA van 8 oktober 2013 al op het beroep beslist.

De beroepscommissie overweegt dat het beklagformulier van 25 april 2013 na de uitspraak 13/2220/GA van 8 oktober 2013 is aangemerkt als beroepschrift gericht tegen de beslissing van de Staatssecretaris van 23 april 2013 om klagers verzoek om hem
algemeen verlof te verlenen af te wijzen. Namens de Staatssecretaris is aangevoerd dat klager wel degelijk heeft begrepen bij welke instantie hij tijdig beroep kon indienen en verzocht om klager niet-ontvankelijk in het beroep te verklaren.
Nu door de raadsvrouw is aangevoerd dat klager de Nederlandse taal niet beheerst en uit het advies vrijheden volgt dat klager geen Engels en geen Nederlands spreekt en dat er sprake is van een taalbarrière, geeft de beroepscommissie klager het voordeel
van de twijfel en zal zij klager in het onderhavige beroep ontvangen.

Aan klager is in Spanje een gevangenisstraf opgelegd van vier jaar, wegens de invoer van cocaïne. In het kader van een WOTS-procedure is hij overgeplaatst naar Nederland, waar hij een gevangenisstraf van vier jaar ondergaat. Zijn einddatum is bepaald
op
10 januari 2014. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis van 22 dagen te ondergaan.

Uit het advies vrijheden volgt dat klager heeft aangegeven dat hij bij verlofverlening niet zal terugkeren naar de inrichting. Aan wie en wanneer klager deze mededeling zou hebben gedaan, is niet feitelijk ingevuld en de mededeling is namens klager
betwist. Voorts volgt uit het advies, het bij de stukken gevoegde verslag en de schriftelijke mededeling tot oplegging van een disciplinaire straf dat op 8 april 2013 de uitslag van het laboratorium is ontvangen en dat bij klager bij een urinecontrole
een THC-waarde van 767 is gemeten. Gelet op de recent aan de beslissing op klagers verlofaanvraag voorafgegane positieve uitslag van een urinecontrole is de beroepscommissie van oordeel dat dit een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat dit
een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven