Nummer: 13/2591/GB
Betreft: [klager] datum: 26 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 4 oktober 2013 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor Beheers Problematische Gedetineerden (BPG-afdeling) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 14 mei 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Torentijd te Middelburg. Op 15 juli 2013 is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt en een uitgebreid
beveiligingsniveau.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in de locatie Torentijd verschillende disciplinaire straffen gekregen, maar het merendeel van die straffen is ten onrechte opgelegd. Klager erkent dat hij illegale dvd’s,
alcohol en een magnetron op zijn cel had en accepteert dat hem hiervoor straffen zijn opgelegd. Echter, de straffen die hem zijn opgelegd voor het op cel hebben van urine, van softdrugs, het vechten met medegedetineerden en het schreeuwen op cel, zijn
ten onrechte opgelegd. De inhoud van het potje met ‘vloeistof gelijkend op urine’, dat op klagers cel is aangetroffen, is nooit getest, waardoor niet is komen vast te staan dat klager urine op cel had. De softdrugs die in klagers cel zijn aangetroffen,
bewaarde hij voor een medegedetineerde. Die medegedetineerde heeft later tegenover de directeur verklaard dat de drugs van hem waren, maar de directeur heeft desondanks aan klager een straf opgelegd. Klager heeft niet gevochten met medegedetineerden,
maar heeft juist geprobeerd de vechtende medegedetineerden uit elkaar te halen. Het ‘schreeuwen’ waarvoor klager is bestraft was geen schreeuwen, maar rappen.
Uit de selectiebeslissing blijkt dat klager is overgeplaatst naar de BPG-afdeling, omdat er signalen waren dat hij medegedetineerden bedreigde en afperste. Dit is onjuist. Klager heeft niemand bedreigd, geslagen of afgeperst. Klager heeft nooit een
rapport gekregen voor het bedreigen en afpersen van medegedetineerden en de inrichting heeft nooit aangifte gedaan tegen klager. De beslissing van de selectiefunctionaris is gebaseerd op geruchten, die niet met stukken kunnen worden onderbouwd.
Mogelijk
zijn de geruchten ontstaan als gevolg van een verklaring van een medegedetineerde die klager een loer wilde draaien. De informatie waarop de selectiebeslissing is gebaseerd is onvoldoende concreet. De selectiebeslissing is onder andere gebaseerd op een
passage uit het selectieadvies, waarin staat dat klager, terwijl hij in afzondering verbleef, ‘bestellingen’ kreeg van medegedetineerden. Dit is onjuist. Klager kookt regelmatig samen met een aantal medegedetineerden. Toen klager in afzondering
verbleef, hebben deze medegedetineerden hem maaltijden gebracht. Dit is geen afpersing.
Inmiddels verblijft klager ruim drie maanden op de BPG-afdeling. Klager laat hier goed gedrag zien en is snel overgeplaatst naar groepjes met meer privileges. Klager gaat ervan uit dat de directeur over niet al te lange tijd zal adviseren om hem over
te
plaatsen naar een inrichting met een normaal regime.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klager op 26 april 2012 bij de overplaatsing naar de gevangenis van locatie Torentijd een laatste kans gegeven om zich te handhaven in een reguliere inrichting. Wanneer klager zijn manipulerend en intimiderend gedrag zou
voortzetten, zou klager overgeplaatst worden naar een BPG-afdeling. In de gevangenis van de locatie Torentijd heeft klager zijn gedrag voortgezet. Klager heeft zich bedreigend, manipulerend en intimiderend opgesteld naar zijn medegedetineerden.
Daarnaast heeft klager een aanzienlijk aantal rapporten gehad, onder meer voor het in het bezit hebben van contrabande, het hebben van urine op cel, een vechtpartij met medegedetineerden en het stoken van alcohol. Aanvankelijk werd door de
selectiefunctionaris gesteld dat onder deze rapporten ook een rapport was voor het uiten van bedreigingen naar en het intimideren van medegedetineerden. In de beslissing op bezwaar van 5 augustus 2013 heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat hier
geen sprake van is geweest. Wel zijn er signalen dat klager medegedetineerden intimideert en afperst. Door bedreigingen aan het adres van het personeel is het personeel niet in staat om de taken naar behoren uit te voeren.
4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de gevangenis van de p.i. Vught is een gevangenis voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. De beroepscommissie is van oordeel dat de door de selectiefunctionaris onder 3.2. genoemde argumenten de beslissing tot plaatsing van klager op een BPG-afdeling kunnen dragen. Ondanks de gegeven waarschuwing in de beslissing van de
selectiefunctionaris van 26 april 2012, is gebleken dat klager zijn gedrag in de inrichting niet heeft verbeterd en met enige regelmaat de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar brengt, hetgeen met name blijkt uit het aanzienlijke aantal
rapporten dat klager heeft gehad. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris op deze grond in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager niet langer geschikt is voor een verblijf in een regulier regime en vanwege het aanwezige
ernstige beheersrisico moet worden overgeplaatst naar een BPG-afdeling. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 26 november 2013
secretaris voorzitter