Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3141/GB, 20 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3141/GB

Betreft: [klager] datum: 20 November 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 juni 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. afgewezen, omdat klager weigert deel te nemen aan een verdiepingsonderzoek in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR). Klager is echter van oordeel dat hij niet als
TR-weigeraar kan worden aangemerkt. De strafzaak waarvoor klager thans is gedetineerd is nog niet onherroepelijk. Het door klager ingediende hoger beroep dient nog inhoudelijk te worden behandeld. Klager zal zich tijdens de behandeling van deze zaak
beroepen op zijn zwijgrecht. Bij het verdiepingsonderzoek in het kader van het programma TR wordt van klager verwacht dat hij openheid van zaken geeft omtrent het feit waarvoor hij thans is gedetineerd. Klager wenst gelet op zijn proceshouding echter
geen openheid van zaken te geven. Hij is wel bereid om over andere relevante omstandigheden te spreken om te kunnen bepalen welke interventies in het kader van het programma TR aan klager dienen te worden aangeboden en om aan deze interventies deel te
nemen. Daarnaast wijst klager nog op de omstandigheid dat hij zich gedurende zijn detentie naar behoren heeft gedragen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het door klager gedane verzoek om plaatsing in een b.b.i. is afgewezen, omdat hij heeft afgetekend voor deelname aan het traject in het kader van het programma TR. Het verdiepingsonderzoek in het kader van het programma TR heeft niets te maken met de
lopende strafzaak van klager of met het persoonlijkheidsonderzoek dat door de rechtbank kan worden opgelegd. Het verdiepingsonderzoek betreft een essentieel onderdeel van het programma TR, omdat op basis van dit onderzoek wordt bepaald welke
interventies noodzakelijk zijn. Klager kan zich tijdens het verdiepingsonderzoek ten aanzien van de vragen over de lopende strafzaak beroepen op zijn zwijgrecht. Daarnaast heeft klager geen verlofadres opgegeven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies van 22 augustus 2013 blijkt dat klager op 7 juni 2013 heeft afgetekend voor deelname aan het traject in het kader van het programma TR. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling komen gedetineerden die weigeren
deel
te nemen aan dit traject of hun deelname aan dit traject weigeren voort te zetten niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Daarnaast blijkt uit de stukken dat klager geen verlofadres heeft opgegeven. Het beschikken over een aanvaardbaar
verlofadres vormt, op grond van artikel 3, tweede lid, onder c van de Regeling één van de vereisten voor plaatsing in een b.b.i. Gelet op het vorenstaande is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris juist.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 20 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven