nummer: 13/2960/GA
betreft: [klager] datum: 19 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het moeten ondergaan van een urinecontrole op 15 juli 2013.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt herhaald.
Kort gezegd voert hij aan dat er geen noodzaak is hem aan een urinecontrole te onderwerpen. Voorts is geen rekening gehouden met de psychische belasting die het ondergaan van een urinecontrole voor klager met zich brengt.
Namens de directeur is verwezen naar hetgeen is aangevoerd tegenover de beklagcommissie. Kort gezegd is aangegeven dat de directeur bevoegd is tot het steekproefsgewijze laten ondergaan van urinecontroles. Gedetineerden krijgen vier uur de gelegenheid
urine te produceren Wanneer sprake is van een goed onderbouwde reden met bijzondere medische omstandigheden, bestaat de mogelijkheid in een afgesloten ruimte zonder toezicht een urinemonster te leveren.
3. De beoordeling
Klager is kennelijk van opvatting dat hij slechts aan urinecontrole kan worden onderworpen indien daartoe gelet op zijn persoon of zijn gedrag aanleiding bestaat. Die opvatting is echter niet in overeenstemming met artikel 30, eerste lid, van de Pbw
dat
voorziet in ruimere mogelijkheden. Voorts is niet gebleken dat de mogelijkheid om wegens bijzondere medische redenen van de reguliere procedure af te wijken in het onderhavige geval niet toereikend is. Ook overigens kan hetgeen in beroep is aangevoerd
niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 november 2013.
secretaris voorzitter