Nummer: 13/2985/GB
Betreft: [klager] datum: 18 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.W.F. Deen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 september 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 7 februari 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder verlof aangevraagd en zijn verlofadres in Den Haag is toen meegenomen bij de screening. Hij verblijft op een verlofadres waar geen van de vermeende slachtoffers woont. Klager betwist het reclasseringsrapport en stelt dat het lastig
is om in te schatten of er een hoog veiligheidsrisico is wanneer klager op een meerpersoonscel wordt geplaatst.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de p.i. Dordrecht blijkt dat klager niet geschikt wordt geacht voor plaatsing in een z.b.b.i. In een z.b.b.i. verblijft klager op een meerpersoonscel en dit wordt onverantwoord geacht. In een z.b.b.i. kan klager niet de zorg
en veiligheid krijgen die hij reeds geniet en nodig heeft. Klager kan in een z.b.b.i. moeilijk gecontroleerd worden vanwege de vele vrijheden en verloven die samenhangen met een verblijf in een z.b.b.i. De selectiefunctionaris meent dat een
penitentiair
programma met goede elektronische controle wellicht een betere oplossing is.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. In het belang van zijn eigen veiligheid en op grond van zijn delict wordt klager niet geschikt geacht voor plaatsing in een meerpersoonscel. In een z.b.b.i. is het, gelet op het open karakter van de inrichting, gebruikelijk dat gedetineerden
verblijven op een meerpersoonscel. Plaatsing op een meerpersoonscel is voor klager niet mogelijk nu zijn eigen veiligheid hierdoor in gevaar wordt gebracht. Daarnaast brengt het open karakter van een z.b.b.i. veel vrijheden met zich mee. Uit het
selectieadvies van de p.i. Dordrecht volgt dat de kans aanwezig is dat klager zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. Ten slotte is één van klagers slachtoffers woonachtig in Den Haag en kan de veiligheid van het slachtoffer niet gegarandeerd
worden wanneer klager zijn verlof doorbrengt in Den Haag. Gelet op voornoemde omstandigheden kan de op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 18 november 2013
secretaris voorzitter