nummer: 13/1665/JA
betreft: [klager] datum: 13 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. P.A.J. van Putten namens
[...], geboren op [1995], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 mei 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Rentray te Lelystad, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2013, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klagers raadsman mr. P.A.J. van Putten en namens de directeur van j.j.i. Rentray [...], behandelcoördinator.
Klager is niet ter zitting verschenen.
Door klagers mentor is op 11 september 2013 telefonisch meegedeeld dat klager, omdat er onduidelijkheid was over het transport naar de zitting, voor afstand heeft getekend, maar eigenlijk wel naar de zitting wilde.
De beroepscommissie heeft in een tussenuitspraak d.d. 27 september 2013 de behandeling van de zaak aangehouden tot de zitting van 23 oktober 2013 om klager alsnog te horen.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2013, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn klager, zijn raadsman mr. P.A.J. van Putten en de directeur van j.j.i. Rentray niet ter zitting verschenen.
Uit een schrijven van de raadsman van 23 oktober 2013 volgt dat klager niet heeft begrepen waarom hij met DV&O naar de zitting vervoerd diende te worden, hier ontstemd over was en dat hij min of meer uit frustratie voor afstand van het recht om ter
zitting te verschijnen heeft getekend. De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak nogmaals aan te houden, opdat klager het beroep zelf kan toelichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. uitsluiting van verblijf in de groep c.q. beperking in deelname aan gemeenschappelijke activiteiten voor de duur van zes dagen ingaande op 24 januari 2013;
b. de plaatsing in een afzonderingscel voorafgaand aan a. op 24 januari 2013;
c. de beschadiging van klagers kleding en horloge;
d. het te laat uitsluiten van klager op 18 februari 2013;
e. de plaatsing van klager in zijn verblijfsruimte tijdens het bezoekuur op 28 februari 2013 en
f. het te laat uitsluiten van klager op 21 februari 2013.
De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder f. gegrond verklaard en ter zake geen tegemoetkoming toegekend en voor het overige het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsman heeft het beroep besproken met klager en klager heeft daarna het beroep gedeeltelijk ingetrokken en beperkt tot de onderdelen a tot en met f, zoals onder 1 vermeld. Met betrekking tot a en b:
Klager was niet betrokken bij het incident. Bij het alarm wilde hij naar zijn kamer gaan, maar er zat al een andere jongere in zijn kamer. Aangevoerd wordt dat klager eerder betrokken was bij andere voorvallen en dat de maat vol was. De ordemaatregel
kan niet worden opgelegd voor een voorval waar hij niet bij betrokken was en ook niet voor voorafgaande voorvallen, waar hij wel bij betrokken zou zijn.
Met betrekking tot c:
De aangeboden vergoeding van € 62,50 is te laag. Het horloge was een erfstuk en heeft emotionele waarde voor klager. Het was van zijn opa of van een oom. Klager kan geen bonnetjes overleggen. Personeel zou naar een juwelier zijn gegaan om het horloge
te
laten taxeren, maar ter zake zijn geen stukken overgelegd. Niet bekend is welk bedrag klager wenselijk acht. Indien het beroep ongegrond zou worden verklaard, wordt verzocht om alsnog de eerder aangeboden vergoeding uit te betalen.
Klager heeft een lijstje, waarin de kleding vermeld staat, waarop inkt terecht is gekomen.
Met betrekking tot d en f:
Het was niet de eerste keer dat klager te laat werd uitgesloten. Dit werd veroorzaakt door personeelstekort. Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Met betrekking tot e:
Door de directeur wordt een tv als compensatie aangeboden voor jongeren die geen bezoek ontvangen en opgesloten zijn in hun kamer. Dit voelt als vrijheidsbeneming. Klager had al een tv op kamer dus dit kan niet worden aangemerkt als compensatie.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a en b:
Aan dit incident is een periode van incidenten, waarin klager een rol heeft gespeeld, voorafgegaan. Er is bewust voor gekozen om iets langer te wachten met reageren om te zien of het tij zou keren. De opgelegde maatregel is niet disproportioneel. De
stelling dat klager geen opdrachten kon opvolgen, wordt niet onderschreven. Dat er al een andere jongere in klagers kamer zat, is juist maar dat bleek pas toen klager met de begeleider bij zijn kamer aankwam. Een pedagogisch programma kan voor maximaal
zeven dagen worden opgelegd. Het opgelegde aantal dagen verschilt per jongere en per situatie.
Met betrekking tot c:
Twee personeelsleden zijn met het horloge naar de juwelier gegaan. Op de vraag of indien het beklag ongegrond wordt verklaard het aanbod van € 62,50 nog geldt, kan op dit moment geen antwoord worden gegeven.
Met betrekking tot d:
Dit is geschied ten tijde van de spitactie. Het is mogelijk dat er te weinig personeel beschikbaar was om klager op tijd uit te sluiten. Niet duidelijk is hoe ver van tevoren bekend was dat de spitactie zou plaatsvinden.
Met betrekking tot e:
Als een jongere geen bezoek ontvangt dan wordt hij tijdens het bezoekuur ingesloten in zijn eigen verblijfsruimte. Er wordt dan een tv aangeboden als tijdverdrijf.
Met betrekking tot f:
Het beklag is terecht gegrond verklaard, maar klager is niet zodanig laat uitgesloten dat daarvoor een tegemoetkoming zou moeten worden toegekend.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft de behandeling van de zaak aangehouden om klager, die had aangegeven het beroep mondeling te willen toelichten, hiertoe alsnog in de gelegenheid te stellen. De beroepscommissie betreurt het dat klager, die volgens zijn
raadsman
ontstemd was dat het vervoer naar de zitting met DV&O diende te geschieden, van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Zij ziet echter geen reden om de behandeling van de zaak voor een tweede keer aan te houden, nu gelet op de voorgeschiedenis
niet aannemelijk is geworden dat klager dan wel verschijnt.
Hetgeen in beroep met betrekking tot a, b, d, e en f is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, waarbij met
betrekking tot d en f nog wordt opgemerkt dat niet aannemelijk is geworden dat klager zodanig laat is uitgesloten dat hij hierdoor benadeeld zou zijn. De beroepscommissie ziet daarom geen reden om ter zake van f, welk beklagonderdeel door de
beklagrechter gegrond is verklaard, een tegemoetkoming aan klager toe te kennen.
Met betrekking tot c overweegt de beroepscommissie dat door de inrichting is erkend dat inktvlekken op klagers kleding en de beschadiging van klagers horloge kunnen worden toegerekend aan de inrichting en dat zij, na vaststelling van de schade aan
klagers horloge door een juwelier in het bijzijn van twee personeelsleden, klager hiervoor een vergoeding van € 62,50 heeft aangeboden. De beroepscommissie stelt vast dat klager geen bonnen of foto’s van het horloge en/of de bevlekte kleding heeft
overgelegd, waaruit zou kunnen volgen dat de door de inrichting aangeboden vergoeding te laag zou zijn. Zij zal daarom het beroep op dit punt ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden. Zij gaat
ervan uit dat het aanbod van de inrichting om klager € 62,50 te vergoeden na zal worden gekomen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. Th.A.H. Doreleijers en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 november 2013
secretaris voorzitter