Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3517/GV, 13 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3517/GV

betreft: [klager] datum: 13 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door[...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Nog daargelaten dat het niet relevant is dat klagers moeder niet terminaal ziek zou zijn, wordt ten onrechte voorbijgegaan aan de ernst van de situatie. Voorts bevreemdt het dat
een eerste advies van de Medisch adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie (de medisch adviseur) positief uitvalt en een tweede advies, gebaseerd op informatie van de huisarts, negatief uitvalt. Niet de informatie van de huisarts, maar van
de behandelend specialisten had doorslaggevend moeten zijn. Bovendien heeft de informatie van de huisarts tot nodeloze vertraging geleid. Te meer nu de informatie ruim een maand na het eerste advies van de medisch adviseur is opgevraagd. Klagers moeder
wordt behandeld voor longkanker in een vergevorderd stadium. Er dient rekening mee gehouden te worden dat zij ieder moment kan komen te overlijden. Zij is van voortdurende hulp bij de dagelijkse verzorging afhankelijk. De echtgenoot van klagers moeder
is arbeidsongeschikt. Hij kan zijn vrouw niet langer de verzorging bieden die zij als gevolg van haar verslechterende gezondheidstoestand nodig heeft. Van klagers twee alleenstaande zussen heeft de één een baan van 40 uur per week en de ander een baan
voor 20 uur per week en de zorg voor drie kinderen. Door de gemeente wordt thans geen vergoeding voor aanvullende zorg verstrekt. Klager is gedetineerd in verband met een aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel en in verband met een taakstraf
vervangende hechtenis. Als gevolg van het verlies van zijn baan zal klager, ongeacht de duur van de vervangende hechtenis, niet tot enige betaling van schadevergoeding in staat zijn. De betekenis van de vervangende hechtenis als pressiemiddel is
derhalve beperkt. Van overig bezwaren is ook niet gebleken. Daarbij wijst klager er op dat de behandeling van zijn verzoek om strafonderbreking onredelijk lang heeft geduurd. Pas na twee maanden is, zonder aanwijsbare noodzaak, op het verzoek beslist.
Verder wordt namens klager aangevoerd dat het verzoek voor wat betreft de duur voldoende bepaald is nu het op te vatten is als een verzoek om strafonderbreking van ten hoogste de detentieduur. Klager handhaaft zijn stelling dat er, in ieder geval tot
het einde van zijn detentie, onvoldoende mantelzorg aanwezig is. De Staatssecretaris onderbouwt de stelling dat deze zorg wel aanwezig is, niet.

Namens de Staatssecretaris is – zakelijk weergegeven – de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur heeft op verzoek van de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen onderzocht of er een noodzaak voor strafonderbreking
bestaat. Na een eerste onderzoek is vastgesteld dat klagers moeder ernstig ziek is en dat een tijdelijk verlaten van de inrichting geïndiceerd is voor wat betreft het contact met de moeder. Klager had echter expliciet verzocht om strafonderbreking voor
onbepaalde tijd. De medisch adviseur is daarom nogmaals om advies gevraagd. Vervolgens is na onderzoek gebleken dat de moeder redelijk mobiel is en dat thuis- en mantelzorg is geregeld. De directeur heeft op grond hiervan negatief geadviseerd. In
beroep
wordt gesteld dat klager is ingesloten op de titel van vervangende hechtenis en dat dit geen vrijheidsstraf betreft. Dit is onjuist. Onder de definitie van vrijheidsstraf valt ook de vervangende hechtenis. Strafonderbreking wordt echter niet voor
onbepaalde tijd verleend. De Staatssecretaris ziet bovendien geen noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking voor bepaalde tijd, nu klagers moeder thans redelijk mobiel is en thuis- en mantelzorg aanwezig is. Daarnaast is klager er op gewezen dat
er voor wat betreft het contact met zijn moeder andere mogelijkheden zijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers moeder op dit moment wel een zware behandeling krijgt, maar niet terminaal is en klager niet de verzorging van zijn moeder
hoeft te doen. Wel wordt een omgekeerde bezoekregeling geadviseerd.
De medisch adviseur heeft op 26 augustus 2013 aangegeven dat op basis van recente medische gegevens van specialisten van de moeder van klager waaruit blijkt dat de moeder ernstig ziek is en momenteel een zware behandeling ondergaat waardoor de
mobiliteit beperkt is, een tijdelijk verlaten van de inrichting op medische gronden geïndiceerd is. Op 10 oktober 2013 heeft de medisch adviseur, op basis van medische informatie van de huisarts, aangegeven dat een strafonderbreking niet is
geïndiceerd,
omdat klagers moeder thuis is en zij redelijk mobiel is. Tevens is er voldoende thuis- en mantelzorg. Een tijdelijk verlaten van de inrichting is wel geïndiceerd.
Het Openbaar Ministerie en de politie hebben zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager onderging een vervangende hechtenis in verband met een grond van de wet Terwee aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel en is thans gedetineerd in verband met een taakstraf vervangende hechtenis. De einddatum van zijn detentie valt op of
omstreeks 2 december 2013.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van
verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van, onder meer, een ernstig zieke ouder. De artikelen 21 en 22 van de Regeling zijn van overeenkomstige toepassing. In het eerste lid van artikel 21
van de Regeling is bepaald dat (incidenteel) verlof kan worden verleend voor gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer waarbij de aanwezigheid van de gedetineerde noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor onbepaalde tijd ten einde zijn ernstig zieke moeder bij te staan. Dat, zoals klager aanvoert, het tweede advies van de medisch adviseur ten onrechte is gebaseerd op gegevens van de huisarts kan naar het
oordeel van de beroepscommissie niet worden gevolgd nu het tweede advies - zo begrijpt de beroepscommissie - niet langer ziet op de vraag of klagers moeder ernstig ziek is, maar op de vraag in hoeverre zij verzorging krijgt en of in dat kader
strafonderbreking is geïndiceerd. Hoewel voldoende aannemelijk is geworden dat klagers moeder ernstig ziek is, is niet weersproken dat zij weer redelijk mobiel is en thuis- en mantelzorg krijgt. Zowel de medisch adviseur als de directeur van de locatie
Norgerhaven achten een vorm van verlof wel geïndiceerd in verband met het contact tussen klager en zijn moeder, maar adviseren negatief ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de
beroepscommissie
dan ook onvoldoende gebleken dat klagers aanwezigheid bij (de verzorging van) zijn moeder noodzakelijk is, hetgeen op grond van artikel 36 jo. artikel 21, eerste lid van de Regeling een vereiste is voor het verlenen van strafonderbreking. De
beroepscommissie is dan ook van oordeel de beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem – Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven