nummer: 13/2221/GA
betreft: [klager] datum: 24 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen Vught (p.i. Vught),
gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2013 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2013, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord namens klager mr. A.A.W. den Ouden, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van klagers verlof in het weekend van 24 mei 2013 vanwege het in diskrediet brengen van personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is tijdens de beklagzitting gesommeerd om een bij de stukken ontbrekend verslag te halen. De directeur wist dat dat stuk er is, maar kon op dat moment niet weg om het te gaan halen. De directeur had aangegeven het stuk na te sturen en dat
was akkoord. Het ging om de eerste mededeling van werkmeester F. Dit vormde de basis voor de intrekking van het verlof en de vraag was of die mededeling er wel was. De mededeling was aanleiding voor het doen van nader onderzoek bij de personeelsleden.
Er is door een personeelslid een melding gemaakt ter zake van laster en er is een rapport opgemaakt dat al wel bij de stukken zat. Er wordt door de beklagcommissie gesproken over een emailbericht, maar dat is er niet.
De directeur betwist dat gedetineerden pakken koffie mee naar huis kunnen nemen. De koffie staat in een grote kast op de afdeling en is voor algemeen gebruik. Naast de weekverstrekking krijgen de gedetineerden ook nog koffie verstrekt. Klager heeft
gezegd dat hij dat gewoon kon meenemen naar buiten op verlof.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager vraagt zich af hoe de mededeling van F. de directeur heeft bereikt. Is dat door hem persoonlijk overhandigd? De raadsman bevestigt dat de beklagzitting is verlopen zoals de beklagcommissie heeft weergegeven in haar uitspraak. De ontbrekende
mededeling was erg belangrijk, want die vormde de basis voor de beslissing intrekking verlof. Er is absoluut geen sprake van handel tussen gedetineerden en personeel. Personeelslid F. heeft tegen klager gezegd dat hij dat ook niet had opgeschreven.
Klager heeft personeelslid F. hierover niet meer kunnen spreken. Klager betreurt het als hierover een misverstand bestaat. Klager gedroeg zich als een modelgedetineerde op de ISD-afdeling. Klagers opmerkingen zijn ten onrechte als laster
geïnterpreteerd. Er is geen basis voor de bestreden beslissing.
Klager vraagt om een tegemoetkoming voor het gemiste verlof. €50,= is volgens jurisprudentie van de beroepscommissie het gebruikelijke bedrag daarvoor.
3. De beoordeling
De directeur heeft zich beklaagd over de procedure bij de beklagcommissie. Dit kan geen reden vormen voor gegrond verklaring van het beroep nu de beroepscommissie het beklag in beroep opnieuw ten gronde beoordeelt.
De mededeling van 16 mei 2013 luidt als volgt:
“Ondergetekende J. F., dienstdoende als werkmeester schilderen, deelt u het navolgende mede:
Tijdens de pauze van donderdagmiddag 16-05-2013 om half drie komt de gedetineerde [...] het volgende verhaal in het bijzijn van andere gedetineerden nl
Het is een grote handel op de ISD
Het personeel neemt kleding mee van buiten de inrichting en heeft deze aan hem overhandigt met de mededeling anders gooi ik deze toch maar weg, en zegt als je dit shirtje aan een andere gedetineerde geeft krijg je van hem een spijkerbroek.
Het personeel verstrekt volle pakken koffie aan gedetineerden om op cel te hebben en deze spaar ik op om die met verlof (10 zakken) mee te nemen want deze hebben ze in overvloed.
Het personeel neemt voor ons boodschappen mee van buiten de inrichting.
Aldus naar waarheid opgemaakt en op 16-05-2013 getekend te Vught.”
De gedragingen van het personeel, zoals deze in de mededeling zijn gerelateerd, komen, zoals nader onderzoek van de directeur heeft aangetoond, alle in meerdere of mindere mate in de Vughtse praktijk wel voor. Daarmee staat dus vast dat hetgeen klager
heeft gezegd niet volledig uit de lucht is gegrepen en daarmee mogelijk louter ten doel had om personeel in diskrediet te brengen. Immers als er sprake is van leugens kan al spoedig worden gezegd dat het personeel daarmee in diskrediet wordt gebracht.
Maar ook als op zichzelf juiste feiten en omstandigheden door een gedetineerde worden meegedeeld, kan sprake zijn van het in diskrediet brengen van het personeel. Wanneer daarvan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij
kan
met name betekenis worden toegekend aan de context waarbinnen de mededelingen zijn gedaan. Enerzijds gaat het dan bijvoorbeeld om de aanwezigheid van andere gedetineerden ter plaatse, de toon en het volume van de mededelingen en sterke overdrijving,
terwijl anderzijds van betekenis kan zijn of een gedetineerde die op zijn mededelingen wordt aangesproken onmiddellijk te kennen geeft dat het niet zijn bedoeling is om personeel in diskrediet te brengen. Bovenstaande mededeling bevat omtrent de
context
nauwelijks relevante informatie, terwijl klager nadat hij werd aangesproken op het mogelijke karakter van zijn mededelingen onmiddellijk te kennen heeft gegeven dat het niet zijn bedoeling was personeel in diskrediet te brengen. Daarmee is er
onvoldoende grond voor de beslissing van 23 mei 2013 tot intrekking van het weekendverlof van 24 mei 2013. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 24 september 2013
secretaris voorzitter