Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2118/GB, 8 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2118/GB

Betreft: [klager] datum: 8 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing

Klager is, bijgestaan door mr. S. Grilk, kantoorgenote van klagers raadsvrouw,
mr. J. Steenbrink, op 12 september 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de extra beveiligde inrichting (EBI) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Alphen aan den Rijn. Op 26 juni 2013 is hij geplaatst in de EBI van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris is in strijd met de wet dan wel onredelijk of onbillijk. In artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) is bepaald wanneer een gedetineerde in de EBI kan
worden
geplaatst. Artikel 26 van de Regeling noemt de voorwaarden die in acht moeten worden genomen bij het nemen van de beslissing tot plaatsing in de EBI. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Het advies van de selectie-adviescommissie EBI bevindt zich niet
bij de stukken. Op grond hiervan zou het beroep reeds gegrond dienen te worden verklaard.
De selectiefunctionaris stelt dat klager in de EBI is geplaatst, omdat het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) informatie zou hebben ontvangen over een op handen zijnde ontsnappingspoging van klager. In het GRIP-rapport is vermeld dat deze
informatie op 22 maart 2013 is ontvangen. Deze datum is echter met de hand gewijzigd in 22 mei 2013. Het is derhalve niet duidelijk wanneer het GRIP deze informatie daadwerkelijk heeft ontvangen en of deze informatie nog relevant is. Bovendien kan
klager zich niet verdedigen tegen de beschuldigingen, omdat het verstrekken van meer informatie het onderzoek zou schaden. De informatie in het GRIP-rapport is niet concreet en niet met feiten onderbouwd en kan derhalve niet worden getoetst.
Klager ontkent dat hij van plan is om te ontvluchten. Hij is reeds vaker gedetineerd geweest en deze detenties hebben nimmer tot problemen geleid. Klager is getrouwd en zijn gezin woont in Amsterdam. Ook klagers andere familie is woonachtig in
Amsterdam. Klager heeft derhalve binding met Nederland (Amsterdam), wat het onwaarschijnlijker maakt dat hij zal vluchten.

Het GRIP zou op 22 maart 2013 informatie hebben ontvangen over een mogelijke ontvluchtingspoging van klager en een andere gedetineerde. Klager zou willen ontsnappen uit de p.i. Alphen aan den Rijn. Klager verbleef op 22 maart 2013 echter nog in de
locatie Zoetermeer. De informatie klopt dus niet en dat heeft klager ook aan de directeur medegedeeld. De gedetineerde met wie klager zou willen ontsnappen verbleef in een andere inrichting dan klager. Deze gedetineerde is eerder dan klager
overgeplaatst naar de EBI van de p.i. Vught. Klager vraagt zich af waarom hij niet tegelijk met deze gedetineerde is overgeplaatst naar de EBI, nu ze volgens het GRIP-rapport samen zouden willen ontsnappen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft klager op 24 mei 2013 voorgesteld voor plaatsing in de EBI van de p.i. Vught. De noodzaak tot plaatsing van klager in de EBI is vervolgens aan de orde geweest in de vergadering van de Adviescommissie
EBI van 6 juni 2013. Blijkens het GRIP-rapport van 28 mei 2013 is op 22 mei 2013 informatie bij het GRIP binnengekomen waaruit bleek dat er concrete plannen waren om klager, al dan niet met geweld en met hulp van buitenaf, te helpen ontsnappen uit de
p.i. Alphen aan den Rijn. Deze informatie is door de officier van justitie (OvJ) van het Landelijk Parket gekwalificeerd als actueel, betrouwbaar en concreet.
Klager wordt verdacht van het plegen van ernstige delicten. Deze delicten zijn uitvoerig in de media belicht. Klager probeerde tijdens zijn aanhouding te vluchten. Bij deze vluchtpoging werd op de politie geschoten met een vuurwapen. Een mededader is
door de politie in zijn been geschoten. Uit het vorenstaande blijkt dat er sprake zou zijn van onaanvaardbare maatschappelijke risico’s en een ernstige geschokte rechtsorde indien klager zou ontvluchten. De Adviescommissie EBI heeft de
selectiefunctionaris, gelet op het vorenstaande en de overige beschikbare informatie, geadviseerd klager over te plaatsen naar de EBI van de p.i. Vught.

4. De beoordeling
4.1. De EBI van de p.i. Vught is een inrichting – h.v.b. en gevangenis – voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die: a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor
ernstige
geweldsdelicten, of b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Bij de stukken bevindt zich een GRIP-rapport van 28 mei 2013. In dit rapport is vermeld dat het GRIP op 22 mei 2013 – de beroepscommissie gaat er, gelet op het door de selectiefunctionaris
toegestuurde
gerectificeerde GRIP-rapport in combinatie met de overige stukken in beroep, vanuit dat de in het GRIP-rapport vermelde datum van 22 maart 2013 een kennelijke verschrijving is geweest – een proces-verbaal afgeschermde informatie van de nationale
politie
heeft ontvangen. Uit dit proces-verbaal is gebleken dat er concrete plannen zouden zijn om klager, al dan niet met geweld van buitenaf, te helpen ontsnappen uit de p.i. Alphen aan den Rijn. Geadviseerd wordt plaatsing in de EBI in overweging te nemen.
Voorts is in het GRIP-rapport aangegeven dat het verstrekken van meer informatie over het onderzoek waaruit deze informatie is voorgekomen, het onderzoek ernstig zou schaden. Om deze reden is het niet mogelijk om de originele stukken uit het onderzoek,
welke betrekking hebben op de genoemde informatie, te overleggen.

4.5. Aan klager kan worden toegegeven dat de in het GRIP-rapport vermelde informatie weinig mogelijkheden biedt om concreet verweer te voeren. De aard en strekking van de regelgeving aangaande de bij het GRIP aangeleverde informatie brengt echter
met
zich mee dat een nadere toetsing van die informatie, anders dan door de OvJ van het Landelijk Parket, die met de afhandeling van dit soort informatie is belast, dikwijls niet mogelijk is, onder meer vanwege noodzakelijke bescherming van de bron van de
informatie. Nu de OvJ van het Landelijk Parket de informatie in het GRIP-rapport op 13 juni 2013 heeft beoordeeld als “actueel, betrouwbaar en concreet” dient aan dit gegeven bij de beoordeling door de beroepscommissie op dit moment doorslaggevende
betekenis te worden toegekend.

4.6. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat klager in voorlopige hechtenis verblijft in verband met de verdenking van het plegen van moord(en) en poging(en) daartoe. De zaak is uitvoerig belicht in de media. Gezien de inhoud van de
eerdergenoemde GRIP-rapportage in combinatie met de ernst van de delicten waarvan klager wordt verdacht, concludeert de beroepscommissie dat klager voldoet aan het in artikel 6, onder b van de Regeling vermelde criterium. De beroepscommissie komt
derhalve tot het oordeel dat de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager in de EBI van de p.i. Vught te plaatsen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.7. De beroepscommissie overweegt nog dat bij de beoordeling van de verlenging van klagers verblijf in de EBI van groot belang zal kunnen zijn of er actuele en (zo mogelijk meer) concrete informatie beschikbaar is en dat alsdan duidelijk dient te
worden gemaakt waarom, indien nog steeds sprake zou zijn van een verhoogd vluchtgevaar, niet zou kunnen worden volstaan met een plaatsing van klager in een uitgebreid beveiligde inrichting of een uitgebreid beveiligde afdeling van een reguliere
penitentiaire inrichting.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 8 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven