nummer: 13/2925/GM
betreft: [klager] datum: 7 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 augustus 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. J. van Beest, en namens het PBC [...], verpleegkundige, en mevrouw [...], stafjurist.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 juni 2013, betreft het niet mogen ondergaan van een SOA screening.
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 juni 2013, betreft de aanwezigheid van een p.i.w.-er bij het gesprek met de verpleegkundige.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager wilde dat er een SOA screening bij hem werd afgenomen. Nadat dat aanvankelijk niet was gebeurd werd hij op verzoek opgeroepen. In de wachtruimte las de verpleegkundige de testresultaten van de
eerder in Haarlem afgenomen test voor terwijl er een p.i.w.-er bij aanwezig was. Dit betrof vertrouwelijke informatie en had in een aparte ruimte aan klager medegedeeld moeten worden. Klager kreeg de uitdraai van de testresultaten mee maar niet in een
envelop met daarop het stempel medisch geheim. Dit wilde klager wel opdat de brief op zijn cel niet door het personeel gelezen zou kunnen worden.
Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Tijdens een bloedafname op 1 augustus 2013 geeft klager aan dat hij een SOA screening wil. Dit had hij niet met de huisarts besproken. Omdat dit niet was aangevraagd door de huisarts, zijn deze waarden niet bepaald.
De medische dienst is met klager na het indienen van het beklag in gesprek gegaan. Klager is opgeroepen teneinde zijn verzoek aan de arts voor te leggen en terwijl hij wachtte op de arts heeft hij de verpleegkundige om de (oude) testresultaten uit
Haarlem gevraagd. De verpleegkundige heeft aangegeven dat de resultaten destijds negatief waren en heeft hiervan een uitdraai gemaakt Omdat klager niet aangaf waarom het voor hem belangrijk was dat de print in een envelop met stempel medisch geheim
meegegeven zou worden is de verpleegkundige niet aan klagers verzoek daartoe tegemoet gekomen. Uiteindelijk heeft de arts besloten alsnog een SOA screening te laten doen. Klager geeft geen toestemming voor inzage in de medische stukken.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager bij een eerdere bloedafname meteen ook een SOA screening wilde. Omdat hij dat niet tijdig had verzocht en dus daartoe geen opdracht was gegeven door de
arts, heeft die screening niet plaatsgehad. Omdat klager toch een SOA screening wilde is hij op zijn verzoek opgeroepen bij de arts die uiteindelijk heeft aangegeven, gelet op het gegeven dat klager sinds de eerder in detentie afgenomen screening met
een negatieve uitslag enige tijd buiten de inrichting heeft verbleven, aanleiding te zien de screening alsnog te laten uitvoeren. Dit handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het
beroep zal ten aanzien van dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de wijze waarop door de verpleegkundige informatie aan klager werd doorgegeven wordt het volgende overwogen. Uit het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat klager tijdens het wachten in de wachtruimte tot hij bij de arts kon
komen aan de daar aanwezige verpleegkundige om de oude resultaten heeft gevraagd. De verpleegkundige heeft de informatie desgevraagd opgezocht, uitgeprint, medegedeeld en meegegeven. Het zou zorgvuldiger zijn geweest wanneer de verpleegkundige, ook al
vroeg klager openlijk en in de wetenschap dat de p.i.w.-er de informatie ook kon horen, in de wachtruimte om de informatie, klager er op gewezen zou hebben dat hij vertrouwelijke informatie zou melden die niet alleen door klager gehoord zou worden.
Desondanks kan dit handelen, te meer nu klager door de wijze van mededelen niet in enig belang is geschaad, niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ook ten aanzien van dit onderdeel
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en
J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 7 november 2013.
secretaris voorzitter