Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1922/GA, 28 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1922/GA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 19 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 oktober 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haarlem, unit 1 te Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2001, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van het huis van bewaring Haarlem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet beslissen op een verzoek om een laptop te mogen invoeren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Nu klager geen reactie heeft gekregen op zijn verzoek om een laptop in te mogen voeren, merkt hij dit aan als een afwijzing van zijn verzoek. Hij heeft eerst een verzoek ingediend en na enige tijd heeft hij gerappelleerd.
Hij heeft een computer nodig voor zijn studie rechten aan de Open Universiteit. Verder gebruikt hij de computer om zijn strafzaak voor te bereiden. Hij heeft momenteel een strafzaak lopen bij het gerechtshof.
Hij heeft op het moment gedurende 5 uren per week de beschikking over een computer van de inrichting. Dit blijkt echter niet genoeg te zijn. Met name om aanpassingen te verwerken zijn de mogelijkheden beperkt.
Hij heeft de voorkeur voor een laptop boven een gewone computer, omdat een gewone computer teveel ruimte in beslag neemt.

De directie heeft aangegeven dat het verzoek niet kan worden ingewilligd in verband met de handhaving van de orde en veiligheid binnen de inrichting. De directie zou op de zitting van de beklagcommissie met een nadere motiveringkomen. Dit is niet gebeurd. Hierdoor kan de motivering van de afwijzing van het verzoek niet als deugdelijk worden aangemerkt.
Verder dient nog te worden opgemerkt dat het wel is toegestaan om spelcomputers op cel te hebben, terwijl deze spelcomputer in tegenstelling tot een computer geen bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van gedetineerden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 45, eerste lid, PBW kan in de huisregels van de inrichting worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijk isin het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
In het tweede lid van artikel 45 PBW wordt bepaald dat de directeur de gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet verboden is ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsendan wel bij zich te hebben voorzover zich dit verdraagt met het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid binnen de inrichting en/of het belang van de directeur terzake zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen.
In de ministeriële Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen ( d.d. 24 juli 1998, nr. 705050/98/DJI), hierna Model huisregels te noemen, wordt een en ander in afdeling 4.5.1 nader uitgewerkt.
In artikel 4.5.1.1. wordt een aantal verboden voorwerpen genoemd en wordt voor het overige aan de directeur overgelaten welke overige voorwerpen hij, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in artikel 45, eerste lid, PBW, opde lijst van verboden voorwerpen plaatst.

In artikel 4.5.1.2 wordt een aantal toegestane voorwerpen genoemd en wordt voor het overige aan de directeur overgelaten andere voorwerpen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 45 PBW en artikel 4.5.1.1. van het Modelhuisregels, op de lijst met toegestane voorwerpen te plaatsen. Tevens wordt hem de bevoegdheid gegeven in bepaalde (in het Model huisregels omschreven) gevallen de toestemming tot invoer c.q. het houden van toegestane voorwerpen teonthouden of in te trekken.
Tevens wordt in dat artikel 4.5.1.2 aan de directeur de bevoegdheid gegeven uitzonderingen te maken ten aanzien van voorwerpen die niet op de lijst met toegestane voorwerpen zijn vermeld.

In de praktijk kunnen zich derhalve ingeval van een verzoek tot invoer c.q. het mogen houden van een bepaald voorwerp op cel drie situaties voordoen:
a) het voorwerp staat op de lijst verboden voorwerpen:
b) het voorwerp staat op de lijst van toegestane voorwerpen en
c) het voorwerp staat op geen van beide lijsten.

Indien een gedetineerde klaagt over een weigering van de directeur om toestemming te verlenen voor de invoer van een voorwerp dat op de lijst met verboden voorwerpen voorkomt (geval sub a.), klaagt de gedetineerde over de uitvoeringvan een voor alle (zich in de inrichting bevindende) gedetineerden geldende regeling. Tegen een dergelijke beslissing is in beginsel geen beklag mogelijk
De beroepscommissie merkt nog op dat vanzelfsprekend overleg tussen de directie en de gedeco en de commissie van toezicht bij een penitentiaire inrichting over de geldende regeling voor invoer van goederen mogelijk is, maar dat deregeling als zodanig niet in beklag kan worden aangevochten voorzover deze op basis van de wet is vastgesteld.

Indien een gedetineerde klaagt over de weigering van toestemming tot invoer c.q. intrekking van de toestemming tot het houden van een voorwerp dat voorkomt op de lijst met toegestane voorwerpen (geval sub b.) is de gedetineerdeontvankelijk in zijn klacht en dient te worden beoordeeld of de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht.

Indien een gedetineerde klaagt over de weigering van de directeur tot het geven van toestemming voor de invoer c.q. tot het houden van een voorwerp dat op geen van beide lijsten voorkomt (geval sub c.), is de gedetineerdeontvankelijk in zijn klacht en dient te worden beoordeeld of de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht.

In de onderhavige zaak gaat het om het mogen houden van een laptop op cel. Dit voorwerp komt niet voor op de lijst met toegestane voorwerpen en evenmin op de lijst met verboden voorwerpen. Hier is dus sprake van een voorwerp alshiervoor onder c bedoeld. Nu een gemotiveerde beslissing houdende een afweging voor het concrete geval ontbreekt, is het beklag gegrond en derhalve ook het beroep gegrond. De beroepscommissie zal de directeur opdragen om alsnog eenbeslissing te nemen. In verband met het uitblijven van een beslissing op het verzoek zal de beroepscommissie klager tevens een geldelijke tegemoetkoming van € 10.- toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep en het beklag gegrond. Zij draagt de directeur op binnen een maand na dagtekening van deze beslissing een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij bepaalt dat aanklager een tegemoetkoming toekomt van € 10.-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter,
mr. H.B. Greven en mr. T.M. Halbertsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 28 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven