nummer: 13/2501/GM
betreft: [klager] datum: 4 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.M. Heuvelmans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 juli 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, is klager, telefonisch bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemde locatie is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 juni 2013, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager, die in de WAJONG zit, is in de inrichting arbeidsgeschikt verklaard. Daar is hij het niet mee eens. Vanwege zijn psychotische grondstructuur kan hij niet aan arbeid deelnemen. Ook een functie in
de luwte, zoals voorgesteld in de groenvoorziening, is voor hem niet mogelijk, omdat hij dan toch werkzaam is in de nabijheid van andere gedetineerden. Celarbeid zou hij wel kunnen verrichten. Het gaat goed met klager zolang hij contact met anderen
mijdt. Klager gebruikt geen medicatie.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager zou werkzaamheden binnen de groenploeg kunnen verrichten. Hij dient werkzaamheden te verrichten in de
luwte, niet in groepen.
3. De beoordeling
Uit het medisch dossier van klager noch uit de overige stukken en het verhandelde ter zitting wordt aannemelijk dat klager arbeidsongeschikt had moeten worden verklaard.
De beroepscommissie weegt daarbij mee dat een arbeidsongeschiktheidsverklaring buiten detentie een ander doel heeft, te weten het treffen van een inkomensvoorziening, dan tijdens detentie, waar het de vaststelling dat een gedetineerde in het geheel
geen
deel kan nemen aan de arbeid betreft. De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat in de zich in het dossier bevindende documentatie wel is bezien of er een mogelijkheid was voor klager om hem aan voor hem meer geschikte arbeid deel te laten deelnemen.
Nu klager gemotiveerd heeft aangegeven de voorgestelde werkzaamheden ook niet te kunnen verrichten, vallen ook die werkzaamheden af. Gemist wordt of de inrichtingsarts heeft bekeken of werkzaamheden op cel uitvoerbaar zijn. Dat maakt echter het
hiervoor
vermelde oordeel van de beroepscommissie niet anders. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en
J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 4 november 2013.
secretaris voorzitter