Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1996/GA, 10 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1996/GA

betreft: [klager] datum: 10 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 augustus 2013, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Breda, [...], heeft bij brief van 8 augustus 2013 laten weten niet ter zitting te zullen
verschijnen. Klagers raadsman, mr. M.F.E. Sprenkels, heeft bij brief van 15 augustus 2013 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op 28 augustus 2013 is, namens de beroepscommissie, bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) het verzoek ingediend om ook de tweede transportbegeleider, die betrokken was bij klagers transport op 27 mei 2013, een rapport te laten opmaken van
hetgeen is voorgevallen tijdens het transport op 27 mei 2013. Op 2 september 2013 heeft de tweede transportbegeleider een rapport opgemaakt. Dit rapport is door DV&O op 5 september 2013 toegezonden aan het secretariaat van de Raad. Dit rapport is
doorgezonden naar klager, zijn raadsman en de directeur. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om, binnen een termijn van één week, schriftelijk te reageren op het rapport.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager tijdens het transport naar het ziekenhuis meerdere keren het personeel van DV&O (met de dood) heeft bedreigd, hij naar het personeel heeft geschopt en
hij
fysiek verzet heeft gepleegd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager erkent dat er voorafgaande en tijdens het transport naar het ziekenhuis wrijvingen zijn ontstaan tussen hem en het begeleidend personeel,
omdat hij geen joggingbroek mocht dragen. Klager had een joggingbroek aangetrokken, omdat hij een brace om zijn been moest dragen vanwege ernstig letsel aan zijn knie. Vanwege dit letsel aan zijn knie werd klager naar het ziekenhuis getransporteerd.
Gezien het letsel aan zijn knie, was het voor klager fysiek onmogelijk om te schoppen dan wel om fysiek verzet te plegen. Klager betwist aldus dat hij naar de transportbegeleiders heeft geschopt en dat hij verzet heeft gepleegd. Klager betwist eveneens
dat hij de transportbegeleiders (met de dood) heeft bedreigd en uitgescholden. De transportbegeleiders hebben buitenproportioneel gehandeld, waardoor de zaak onnodig is geëscaleerd. Reeds toen klager een stukje van het trottoir afweek, dreigde de
transportbegeleider ermee om klager bij zijn boeikoppel vast te pakken. Klager is niet, zoals in het verslag staat, uit de formatie gestapt. Reeds bij het uitstappen van het busje, liep klager naast het trottoir en het personeel op het trottoir. Bij de
ingang van het ziekenhuis is klager per ongeluk op de hak van de transportbegeleider gaan staan. Daarop heeft de transportbegeleider klager tegen de muur geduwd. Klager heeft vervolgens enkel gezegd: ‘je moet me normaal behandelen’. Daarna hebben de
transportbegeleiders het transport afgebroken. De directeur heeft, voorafgaande aan zijn beslissing, onvoldoende onderzoek gedaan. De beslissing is enkel gebaseerd op een rapport van de transportbegeleider. Klager heeft de directeur gevraagd om de
beelden van het ziekenhuis op te vragen, maar dit heeft de directeur niet gedaan.
Klager is dubbel gestraft. Niet alleen is zijn ziekenhuisbezoek afgeblazen, ook is hem een disciplinaire straf opgelegd. Het opleggen van één van deze sancties, vanwege het vermeende gedrag van klager op 27 mei 2013, was voldoende geweest.
Bij brief van 25 september 2013 heeft klagers raadsman als volgt gereageerd op het rapport van de tweede transportbegeleider. Het rapport van de tweede transportbegeleider wijkt op een aantal (essentiële) punten af van het rapport van de eerste
transportbegeleider. De tweede transportbegeleider rept met geen woord over het gegeven dat klager is vastgepakt bij zijn boeikoppel, terwijl hierdoor de zaak onnodig is geëscaleerd. Voorts staat in het tweede rapport dat klager een trappende beweging
zou hebben gemaakt naar het hoofd van de eerste transportbegeleider, die nog net de voet kon ontwijken, terwijl in het eerste rapport slechts staat dat de transportbegeleider zag dat klager begon te schoppen. Beide transportbegeleiders hebben aldus
niet
consistent en eensluidend verklaard, hetgeen in ieder geval niet bevorderlijk is voor de geloofwaardigheid van de lezing van de transportbegeleiders.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. In aanvulling op die beslissing overweegt de beroepscommissie het volgende. De inhoud van het, opgevraagde,
verslag dat (op 2 september 2013) is opgesteld door de tweede transportbegeleider komt in grote en belangrijke mate overeen met de inhoud van het verslag dat (op 27 mei 2013) is opgemaakt door de eerste transportbegeleider. Gezien de inhoud van die
verslagen acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager zich tijdens het transport naar het ziekenhuis op 27 mei 2013 heeft gedragen op een wijze die onverenigbaar is met de ongestoorde tenuitvoerlegging van zijn vrijheidsbeneming,
zoals bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. De bestreden beslissing van de directeur kan niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal, met aanvulling van
de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A Groeneveld, secretaris, op 10 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven