Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2012/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 13/2012/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zwaag, [...], gehoord.

Klagers raadsman, mr. S.T. van Berge Henegouwen, is niet ter zitting van de beroepscommissie verschenen. In verband met het feit dat klager en zijn raadsman hebben aangegeven dat de uitnodigingen voor de zitting hen niet hebben bereikt en zij pas op 9
oktober 2013 er van op de hoogte waren dat de zitting de volgende dag zou plaatsvinden, is van het verhandelde ter zitting een verslag opgemaakt. Klagers raadsman heeft hier bij brief van 17 oktober 2013 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is
aan de directeur gezonden. De directeur heeft eveneens bij brief van 17 oktober 2013 op het verslag gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan klager en zijn raadsman gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, de beslissing van de directeur vernietigd en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. Zij heeft het verzoek om BZT ingewilligd en bepaald dat de directeur
klager
in de gelegenheid stelt om binnen drie weken na dagtekening van de uitspraak BZT te ontvangen.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag, na behandeling op een enkelvoudige zitting, doorverwezen naar een meervoudige
beklagcommissie. Ter zitting waren echter slechts twee leden en een secretaris aanwezig, terwijl de voltallige commissie op grond van artikel 62, eerste lid, van de Pbw hoort te bestaan uit drie leden, bijgestaan door een secretaris. De directeur
vraagt
zich af of de uitspraak van de beklagcommissie rechtsgeldig is. De circulaire van 8 september 2000, 5041936/00/DJI vormt een uitvloeisel van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen en is wel degelijk een op een wettelijke regelgevende
bevoegdheid gebaseerde ministeriële regeling. De directeur is dan ook van mening dat hij zich terecht op de circulaire heeft beroepen. Op grond van artikel 1 van de circulaire is BZT mogelijk in inrichtingen of afdelingen welke zijn aangewezen als
normaal beveiligde gevangenis. De locatie Zwaag is aangewezen als huis van bewaring met een A+-beveiligingsniveau en is niet aangewezen als een inrichting waar BZT is toegestaan. Wat betreft de status van de circulaire verwijst de directeur naar de
uitspraak van de beroepscommissie van 25 februari 2010 met nummer 09/3626/GA en van 13 april 2004 met nummer 04/0016/GA. De beklagcommissie heeft voorts ten onrechte overwogen dat de directeur had moeten onderbouwen waarom geen sprake is van een
bijzondere noodzaak die afwijking van de voorschriften zou billijken. Volgens de directeur had klager met een dergelijke – gedocumenteerde – onderbouwing dienen te komen. Klager heeft geen medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat in zijn geval
sprake is van een bijzondere situatie. Desondanks heeft de directeur wel begrip getoond voor klagers situatie en de omstandigheid dat klager reeds langer dan gemiddeld in een huis van bewaring verblijft. Het hoofd Facilitaire Zaken heeft onderzoek
verricht en gemeld dat BZT in de locatie Zwaag niet is te realiseren. Een geschikte ruimte dient aan voorwaarden ten aanzien van privacy, veiligheid en hygiëne te voldoen. In de ruimte moet bijvoorbeeld een douche en wastafel aanwezig zijn. De
directeur
heeft een dergelijke ruimte niet. De directeur heeft vervolgens bij de p.i. Heerhugowaard Alkmaar een verzoek neergelegd om daar het BZT te laten plaatsvinden. Het antwoord vanuit deze inrichting was echter negatief. Ook heeft de directeur voorgesteld
om klager te laten overplaatsen naar een huis van bewaring annex gevangenis waar BZT makkelijker is te realiseren. Hiertoe is onder andere contact gezocht met de p.i. Almere. Klager heeft echter expliciet aangegeven niet overgeplaatst te willen worden.
Volgens de directeur heeft hij zich dan ook voldoende ingespannen om aan de wensen van klager te voldoen.

Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verzoekt om aanhouding van het beroep, omdat hij en zijn raadsman de uitnodiging voor de zitting niet hebben ontvangen.
Klager wist pas van de zitting toen hij hoorde dat hij de volgende dag op transport zou gaan. Klager verblijft inmiddels al meer dan drie jaar in de locatie Zwaag. Hij wil niet worden overgeplaatst, omdat hij een goed contact heeft met het personeel en
met medegedetineerden. Hij wordt behandeld voor PTSS. In een andere inrichting zou hij weer moeten wennen. De directeur probeert de indruk te wekken dat hij er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat klager BZT krijgt. In de afwijzende
beslissing
staat echter niets over het gebrek aan een geschikte ruimte. Waarom kan de directeur niet één klein kamertje beschikbaar stellen? De uitleveringsprocedure kan nog wel een tijd duren. Door klagers raadsman is naar aanleiding van het verslag van het
verhandelde ter zitting aangevoerd dat – zakelijk weergegeven – hij, noch klager, een uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen. Inhoudelijk voert klagers raadsman aan dat één van de leden van de commissie van toezicht zich nog wist te herinneren dat
een aantal jaar geleden BZT wel mogelijk was in de locatie Zwaag. Een spreekkamer beschikt over een toilet en wastafel. Klagers raadsman vermoedt dat deze ruimte vroeger als BZT-ruimte werd gebruikt. Er is nog geen enkel zicht op uitlevering van
klager.
Op dit moment vindt er een onderzoek plaats naar de geestesgesteldheid van klager. Naar aanleiding van de uitkomst daarvan zullen al dan niet aanvullende voorwaarden aan de verzoekende staat worden gevraagd. Dit kan nog maanden, zo niet nog jaren
duren.
Voorafgaand aan zijn detentie had klager reeds een jarenlange relatie en woonde hij samen met zijn vriendin.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat de uitnodigingen voor de zitting klager en zijn raadsman niet zouden hebben bereikt en klagers raadsman daardoor niet ter zitting aanwezig kon zijn. De beroepscommissie heeft
het verzoek om aanhouding afgewezen, maar heeft besloten om – ten einde klagers raadsman in de gelegenheid te stellen te reageren – een verslag van het verhandelde ter zitting op te maken. Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat op 20 september
2013 zowel naar klager als naar zijn raadsman (afzonderlijk) een uitnodiging voor de zitting van 10 oktober 2013 is verstuurd.

Door de directeur is aangevoerd dat bij de mondelinge behandeling door de beklagcommissie slechts twee leden aanwezig waren. De beroepscommissie gaat aan dit verweer voorbij nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. Overigens is uit
inlichtingen van de secretaris bij de beklagcommissie gebleken dat alle drie de leden van de beklagcommissie bij de voorbereiding van de zaak en de uiteindelijke beslissing van de beklagcommissie betrokken zijn geweest.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. De mogelijkheid van BZT is geregeld in de circulaire d.d. 8 september 2000 (kenmerk 5041936/00/DJI). Op grond van die circulaire komen gedetineerden verblijvend in een gevangenis met een normaal
beveiligingsniveau voor BZT in aanmerking. Klager verblijft in een huis van bewaring en komt gelet hierop dan ook in beginsel niet in aanmerking voor BZT. Desondanks heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie ruimschoots en voldoende
inspanningen verricht om klager – die in uitleveringsdetentie verblijft – zoveel mogelijk tegemoet te komen. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek niet
onredelijk of onbillijk is. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven